VAN DE WAPENOUDSTE

NEDERLANDSE LEGER ZONDER TANKS: EEN POGING TOT RECONSTRUCTIE
Het is er dan toch van gekomen: Nederland ziet af van het in eigen beheer hebben van het zware wapensysteem de tank. Nadat minister van Defensie en regering dit meldden op 8 april, debatteerde de Kamer hierover met de minister op 6 juni en stemde zij er mee in op 14 juni. Daarmee worden dus de beide tankbataljons in de komende jaren opgeheven, de cavalerieschool aangepast en de tanks opgeslagen danwel verkocht indien daar vraag naar is. De vraag doet zich dan ook snel voor: hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? Hebben wij ( tankers, cavaleristen of nog breder, militairen behorende tot de manoeuvre en andere weldenkenden) het over ons afgeroepen? Wij werden vaak geconfronteerd met vooroordelen over de tanks, rondom het centrale thema dat de tank een relikwi zou zijn uit de Koude Oorlog. Dus nu: weg met dat ding. Maar die gedachte troffen wij bij de momenteel dienende commandanten van de landmacht niet aan. Zo gaf Commandant Landstrijdkrachten – die uiteindelijk zelf de keuze heeft gemaakt om de tanks uit te faseren – bij meerdere gelegenheden volmondig toe dat de afwezigheid van de tank een gat slaat in zijn operationele capaciteit. En dat dat allen pijn gaat doen. Waarom dan toch die tank afdanken?
Laten we eens kort terug blikken. Eind van de vorige eeuw en in de begin jaren 2000 begon de focus binnen de landmacht meer en meer te liggen op infanterieoptreden. Die capaciteit werd steeds noodzakelijker. Ook tankeenheden legden heel verstandig meer nadruk op het trainen van infanterieskills. Zij zetten zich op de markt als multirole. Deze trend werd niet door alle hogere commandanten begrepen en opgepakt waardoor de extra middelen die de tankeenheden nodig hadden voor die tweede taak bleven ontbreken. Zo werd de andere daarvoor gebruikte term Ersatzinfanterie steeds meer een minder positief begrip. Er kwam meer nadruk te liggen bij het trainen voor Optreden in Verstedelijkte Gebieden (OVG). En dat nieuwe zwaartepunt werd weer gevoed door de argumenten van Generaal Rupert Smith met zijn begrip War amongst the People. Opnieuw zagen tankbataljon commandanten hier hun kans en traden proactief op. Zij probeerden op alle manieren hun tanks op sectie- en pelotonniveau te koppelen aan oefenende infanterie op momenten dat die de faciliteiten in het OVG gebied Marnewaard hadden toegewezen gekregen. Opnieuw was daarvoor niet al te veel begrip in de hogere staven. Tankeenheden kregen een lage prioriteit waar het ging om het toewijzen van faciliteiten op het Infanterie Schietkamp en in Marnewaard. Met de opstartende operaties in Afghanistan ( Kabul 2002), Irak ( 2004) en vervolgens voluit in Afghanistan ( Uruzgan 2006), werd de focus nu bijna volledig gelegd bij optreden te voet en immer in een beperkte ruimte. En door de uitzenddruk was er ook geen tijd en aandacht meer voor andere gevechtsvormen. Er waren derhalve veel minder grotere oefeningen waar tanks samen met hun pantserinfanterie konden trainen. Het tankoptreden verdween voor de brede militaire gemeenschap enigszins uit beeld.
Maar de tankwereld vocht opnieuw terug omdat zij in zichzelf geloofde. En al zeker in haar infanterie-ondersteunende rol. Zo leverde 101 Tankbataljon lichte infanteriegevechtspelotons die voor dat specifieke werk in Irak net zo getraind en voorbereid waren als hun collega’s van de pantserinfanterie. De commandant van die Battlegroup liet zich later meer dan lovend uit over het optreden van die tankers. Het was ook deze commandant die halverwege zijn inzet aan Den Haag verzocht om te kunnen beschikken over tanks. De strijd in de straten van Samawah en Rumaytah tijdens de zogenaamde Al Sadr opstand verhevigde in juni 2004 en vroeg om zwaardere middelen. Derhalve zag hij goede mogelijkheden om zijn dualrole huzaren die immers al deel uitmaakten van zijn eenheid, in geval van verhoogde spanning, de tanks te laten bemannen. De Defensietop reageerde kortzichtig, afwijzend. Een jaar later werd de redeployment van alle Nederlandse eenheden in Irak beveiligd door opnieuw huzaren van 101 Tankbataljon, optredend met hun vertrouwde jeeps. Goed optreden en veel complimenten, maar nog steeds was de tank als wapensysteem niet in beeld! Dus werd op alle niveau’s door tankers, vaak met collega’s en met hun commandanten, die bijzondere aspecten van de tank als wapensysteem besproken. Er verschenen artikels en editorials over die nieuwe en zinnige rol van de tank in onze veranderende doctrine en wijze van optreden, in bladen als de Militaire Spectator. Het blad Infanterie wijdde een hele uitgave aan dit onderwerp op een open positieve wijze. Op V.O.C. symposia was meerdere male de focus op het optreden met tanks in een stadsgevecht en in een counterinsurgency. Doelbewust werden daar ook niet-cavaleristen uitgenodigd. Het was een periode van het openen van ogen, vooroordelen wegwerken en overtuigen.
In september 2005 werd de aanloop gemaakt van wat later de inzet in het kader van ISAF zou worden. De toenmalige Commandant Landstrijdkrachten had zijn brigadecommandanten om zich heen verzameld. Hij vroeg advies betreffende de samenstelling van de te formeren eenheid. Welke mix aan middelen moest hij gaan voorstellen aan de CDS. Drie van de vijf brigadecommandanten spraken zich expliciet uit om enige tanks als ondersteunend wapensysteem op de lijst te zetten. Het is er niet van gekomen. Later, gaandeweg de uitvoering van de operatie, kwamen vanuit het veld diverse malen signalen dat bij een piek in gevechten die tanks erg gemist werden. In de zomer van 2008 kwam de Commandant der Strijdkrachten op bezoek in Kandahar. Ik had inmiddels met eigen ogen het terrein en de aard van optreden in alle provincies van Zuid-Afghanistan gezien en geanalyseerd. Mijn conclusie was toen dat inzet van enige tanks in een ondersteunende rol op vele plaatsen prima mogelijk was en ook een enorme toegevoegde waarde zou hebben in dat optreden. Een hele avond hebben wij toen met kaarten, schetsen en voorbeelden van afgelopen gevechten die inzetopties besproken. De CDS was overtuigd. Maar na terugkeer in Den Haag werd het bevel niet gegeven. En zo hebben wij – ik zeg héél uitdrukkelijk als landmacht – de kans voorbij laten gaan om de tank samen met haar bemanning door daadwerkelijke inzet zichzelf te laten bewijzen. Accuraat. Precies. Overweldigend. IED-proof. Levensreddend. Het heeft waarachtig niet aan die tankers en aan veel collega pantserinfanteristen gelegen. Maar zoals altijd: de laatste missie wordt de norm. En de tank zit bij veel mensen die niet diepgaand nadenken, niet bij die norm.
Opnieuw laten de huzaren zien dat zij inieder geval wél begrijpen wat dualrole is. Als voorbeeld enkele pelotons van 42 Tankbat. In april 2009 komen zij terug van een zes maanden optreden in Kandahar, zonder tanks. Nog geen vier maanden later winnen zij de Bult Francis-cup waarbij vijftien van de zestien kanondoelen zijn getroffen: een erg hoog schietniveau. Een bewijs van grote wilskracht en van gedegen basiskwaliteit in training. Die huzaren met hun tanks leveren twee effekten voor de prijs van één! Dit is die adequate ondersteuning die onze infanteristen nodig hebben. Ik laat niet na deze resultaten opnieuw de CDS aan te reiken. Hij moet weten over welke capaciteiten hij beschikt.
Twee jaar later wordt de omvang van de dreigende bezuinigingen duidelijker. Natuurlijk wordt er door veel cavaleristen in de staven en in de lijn gepolst hoe de vlag er voor de tanks bij staat. Commandant Landstrijdkrachten laat al vroegtijdig blijken dat hij in geval van onoverbrugbare financiële nood, met tegenzin maar wel overtuigd, het tankbestand zal opofferen. De meningen binnen de landmacht en binnen de defensiestaf zijn verdeeld. Slechts weinigen twijfelen aan het bestaansrecht van de tank als wapensysteem. Een halfzachte poging om binnen staf CLAS te komen tot de al jaren gevraagde “studie manoeuvrebataljons “ waar pantserinfanterie en tanks gezamelijk onder één bevel dienen, wordt halfzacht opgestart en haalt de status van concept nog niet eens. Er is géén wil in de topleiding. Via andere wegen wordt harder aangedrongen op het behouden van tankpelotons en die in de structuur van de pantserinfanterie te krijgen. Ook hiervoor ontbreekt de wil bij de topleiding. En uiteindelijk komt dan in het advies van Commandant Landstrijdkrachten te staan dat – puur vanwege het financiële tekort – onder meer alle tanks zullen worden stil gelegd en later afgestoten. De inruilprijs is circa negentig miljoen euro. En daarvoor wordt een totaal systeem wegggevaagd. Dit komt dan ook zo in de brief van de minster aan de Kamer van 8 april.
De Wapenraad Cavalerie komt bijeen en bespreekt de vraag op welke wijze wij het tegenoffensief zullen voeren. Wie te benaderen? Welke aspecten naar voren te brengen? Wij vragen advies bij enkele leden V.O.C. met grote ervaring in de politiek. En vervolgens gaan we met een aantal cavaleristen én collega-pantserinfanteristen praten met kamerleden. Veelal binnen het eigen respectieve netwerk maar wel gesynchroniseerd qua boodschap en focus. Uiteindelijk worden alle fracties van regering en gedoogpartner bezocht, en ook een aantal oppositiepartijen. Wij laten na zo’n gesprek een notitie achter met onze argumenten. Dat wordt in dank aanvaard want zo groot is de kennis en inzicht betreffende de consequenties van de gigantische bezuinigingen op Defensie niet. Wij treden met onze opvattingen naar buiten in twee televisie uitzendingen en in twee prominent geplaatste stukken in NRC en Volkskrant. Dan komt op 23 mei het ronde-tafel gesprek georganiseerd door de Vaste kamer Commissie voor Defensie. Het wordt vooraf gegaan door het indienen van vragen over die bezuinigingen aan de minister. Diverse fracties worden door ons geholpen met die vragen. Uiteindelijk worden er 467 vragen gesteld: een zeldzaam hoog aantal! Het geeft al aan dat de Kamer wel degelijk geëngageerd is. Diverse experts op het gebied van Buitenlands Veiligheidsbeleid vertellen de kamerleden dat het buitengewoon onverstanding is om afscheid te nemen van de tanks. De Bevelhebbers die ook gehoord worden vertellen het bekende politiek correcte verhaal: “jawel, het is een gevoelige aderlating maar we kunnen de taken nog aan! “. Langzamerhand wordt helder welke fracties warm willen lopen om een deel van de slagkracht – waaronder tanks – te behouden en welke fracties totaal andere belangen nastreven. Steeds meer wordt nu het argument “wij willen de tanks afstoten omdat er geen politieke wil is om ze in te zetten “. Let wel: het operationele nut en de noodzaak om de tank te ontplooien in huidige en toekomstige missies wordt niet meer ter discussie gesteld. Commandant der Strijdkrachten bevestigt dit nog eens naar één van de kamerleden als hij toegeeft dat de Landmacht destijds gevraagd heeft om tanks mee te nemen naar de missie in Afghanistan. U weet nog wel, die “opbouwmissie “. Dat werd toen geweigerd omdat er geen “politiek draagvlak “ voor zou zijn. Analysten en commentatoren als Homan en de Wijk beamen dat “de Leopard II A6 slachtoffer is van politieke correctheid” en dat Nederland zonder tanks niet meer serieus genomen zal worden. Later in het Nota-overleg op 6 juni zal de VVD woordvoerder zijn volledige instemming om alle tanks af te schaffen beargumenteren met zijn constatering dat “ze toch niet worden ingezet vanwege dat ontbreken aan politieke wil ‘, hetgeen hem op een scherpe interventie van een kleine oppostiepartij komt te staan. Want: “die politieke wil bepalen wij hier in de Kamer toch “? Door ons wordt in deze laatste 2 weken voorafgaand aan het definitieve overleg met de minster nog eens dóórgepakt. Het wordt steeds duidelijker welke partijen ons in onze argumentatie steunen en de partijen die van onze alternatieven niets willen horen. Ook het minsterie van Defensie wenst niets te zien in onze voorstellen om een aantal tanks te behouden waarbij diepgaande samenwerking met onze Duitse collega’s garant kan staan dat de beoogde bezuinigingen toch gehaald worden. Creativiteit en positief in oplossingen denken is daar ver te zoeken. Door ons wordt zelfs meegeholpen aan het opstellen van ( concept)moties gericht aan de regering voor het debat op 6 juni. Dan verschijnen op 3 en 4 juni ook nog twee pagina grote artikels van onze hand in NRC en Trouw. Uit enthousiaste en opbeurende reacties blijkt dat ook veel V.O.C. leden die gelezen hebben. De dag van het debat zelf is een anti-climax. Op zich goede en zinvolle betogen van de Kamerleden welke gevolgd werd door een chaotische, bagatelliserende en onsamenhangende reeks antwoorden van de minister. Uiteraard werden vele aspecten van zijn bezuinigingen besproken, maar bij het onderwerp de tanks was zijn antwoord op elke suggestie: Njet. Hij wenst gewoon niet te bewegen. Met de mededeling dat er nu eenmaal door “ons “ besloten was de tanks af te schaffen. Van hem geen verdere toelichting of redenatie. Exit zware Nederlandse cavalerie. Aan het einde van die zeer lange dag werden nog vele moties ingediend. Enkele daarvan gingen heel concreet en heel direct over het behoud van een beperkt aantal tanks. Maar in lijn met het beeld wat in de loop van de maand mei duidelijker werd en de onbuigzame opstelling van de minster, werden die moties uiteindelijk onvoldoende gesteund door overige fracties. En hiermee kwam een einde aan een langdurige en intensieve inzet om krijgsmacht én samenleving te behoeden voor een onomkeerbare en foute beslissing: het uitfaseren van alle tanks uit de krijgsmacht.
Wat hebben we dan wel bereikt? In ieder geval dat er over gedebatteerd is. Dat onzinnige vooroordelen bestreden zijn. Dat besluitvormers en volksvertegenwoordiging in heldere bewoordingen hebben kunnen vernemen welke risico’s wij in komende operaties gaan lopen. Later is er voor hen geen weg terug. Zij hebben die risico’s aanvaard en dragen er verantwoording over.
Vanaf nu wordt het dus weer vóóruitkijken. Wij moeten immers verder. Hoe gaan we om met onze mensen? Hoe gaan we om met het cultureel erfgoed en de tradities van de tankbataljons en de Regimenten die het betreft? Hoe gaan wij die specifieke tankkennis en ervaring in het optreden met zware middelen in de manoeuvre vasthouden en invoegen in de pantserinfanterie? En wellicht is het met het Canadese voorbeeld voor ogen handig om ons te realiseren dat op enig moment die tankexpertise wederom gevraagd wordt. Iets wat we kunnen oppakken. Het gaat dus om behoud. Behoud van kennis, expertise en de esprit die zo eigen is voor de cavalerie. Dan praat je ook snel over het behoud van die typische saamhorigheid. Teneinde gereed te staan wanneer men ons weer nodig heeft. Wellicht op een totaal ander wapensysteem maar om dezelfde effecten te bereiken.
Binnen de V.O.C. zullen wij zeker eveneens de koers moeten verleggen. Waren we de afgelopen tien jaar erg succesvol met het verwelkomen van de jonge officieren, nu zal die bron van nieuwe leden met meer dan de helft opdrogen. Gaan wij door met het publiceren van informatie en artikelen over manoeuvre en tankoptreden? Of beperken we ons qua vakliterartuur tot de verkenningswereld? Mischien richten wij ons weer geheel en alleen op wat de focus destijds bij de oprichting van de V.O.C. was: elkaar ontmoeten en spreken teneinde de saamhorigheid te bevorderen.
Wij hebben in de afgelopen jaren met vele cavaleristen, culminerend in de maanden van dit voorjaar, vóór en achter de schermen, de strijd gevoerd. Met argumenten, met alternatieven, met pro-actieve voorstellen, teneinde de waarde van de tank op het veld, ook in de huidige tijd, aan eenieder duidelijk te maken. Daar kan de Cavalerie trots op zijn. Het verhaal gaat niet als een nachtkaars uit. De operationele boodschap is ook goed aangekomen. Uiteindelijk ging het om eenvoudig, bot en blind snijwerk vanwege een financiële noodzaak. En dáár helpen geen rationele argumenten tegen.

Geef een reactie