c.q. heroprichting / voortzetting Amersfoortse koffietafel.
Geplaatst op 20 januari 2012 door Tijme J. Bouwers
‘Het zijn barre tijden voor ons huzaren’, zo begint een e-mail van Evert Jan Vinkhuyzen, oud res majoor, en Cornelis Blok, ritm bd en van de MJD kolonel op rust, op Hervormingsdag 2011. Zij willen in de bakermat van de cavalerie een lunch naar het model van Pulchri in Den Haag en De Waag in Boxtel beginnen. Op 19 jan. 2012 is de eerste bijeenkomst in ‘Eetcafe Van den Brink’ in Soest. Kees noemt dit Huize van den Brink zodat ze thuis niet denken dat we in een caféhangen Zij die zijn gekomen zijn natuurlijk nieuwsgierig of een dergelijk initiatief wel aanslaat. Om goed twaalf uur zijn twee zalen van de bovenverdieping van dit etablissement reeds vol met leden van de VOC. Kees en Evert Jan ontvangen de wapenbroeders en een ober staat klaar met een glaasje witte wijn. De sfeer is direct geanimeerd, zoals gebruikelijk onder cavalerieofficieren. Kees Blok hanteert de tafelbel en is de eerste tafelpresident. Hij vertelt hoe hij met Evert Jan op diens studeerkamer bij een borrel zat te somberen over de toekomst van de cavalerie. De Tweede Kamer had maar een paar uur nodig om alle tanks weg te bezuinigen, misschien doen ze bij een volgende bezuinigingsronde nog korter over de artillerie. Ze zagen de wielrijders al terugkeren en toen dachten ze‘hier moeten we wat aan doen’. Oprichting, anderen zeggen heroprichting, van een nieuwe lunchtafel in de buurt van Amersfoort. Meteen sloeg de somberte weer toe. Dat is boven de Moerdijk en dat wordt niks. Kees schreef een handgeschreven brief aan de voorzitter van de VOC en kreeg per mail antwoord.De presidenten van de andere lunchtafels werden ingelicht en daarna de uitnodiging opgesteld en verzonden. Het resultaat? 52 personen hebben zich aangemeld en 56 zijn gekomen. Drie ereleden, Jo Thomas, Jaap Heyse, en Evert Jan zijn aanwezig, de twee andere ereleden zijn verhinderd. De gemiddelde leeftijd van de aanwezigen ligt rond de tachtig. Er is er één wiens registratienummer met 14 begint, dat is Willem van Breugel. Dan vraagt Kees wie na 1945 geboren is, wie na 1950, etc., totdat er een jongste overblijft, Maurits van der Goes ( * 1955), voor vandaag het veulen. In de grote zaal op de eerste verdieping zitten de aanwezigen aan negen tafels. Meer tafels kunnen er niet in, meer personen ook niet. Het voorgerecht wordt opgediend, een tomatensoepje. Het is tijd voor de oprichtingstoespraak. Die wordt gehouden door de voorzitter van de VOC, Harm de Jonge. Hij refereert aan de borrel die Kees en Evert Jan dronken. Daar was enig doemdenken. Hij kan zich dat voorstellen. Er is bijna geen aanwas van cavalerieofficieren meer. Maar doemdenken is niet in overeenstemming met de spirit van de VOC. De geschiedenis geeft voldoende voorbeelden. Na de begrafenis van Koningin Emma troffen 80 cavalerieofficieren elkaar na afloop en gaven de stoot tot de oprichting van de VOC. Ze wilden elkaar vaker ontmoeten om elkaar beter te leren kenen. Dat was esprit en daaruit is de VOC geboren. Reeds in de oorlog kwam de VOC direct in actie om hen die gewond waren geraakt in de meidagen aan het begin van de oorlog te helpen. Vanuit de tafels in Zutphen en Amsterdam werd actie ondernomen. Na de oorlog werden de mededelingen weer verstuurd. Dezelfde geest die spreekt uit de woorden van de president van de Assemblee Nationale van Frankrijk, die na een aanslag in het parlement met het stof van het puin nog op zijn gezicht, zegt: ‘Messieurs, la séance se continue’. De mentaliteit van zich niet uit het veld laten slaan. De oprichting van het Museum der Nederlandse Cavalerie volgt, en recent het initiatief ‘Sprong voorwaarts’ van Maurits van der Goes en Ruud de Pruyssenaere de la Woestijne, gericht op hulp bij het vinden van een nieuwe baan voor hen die hun baan kwijtraken. ‘We moeten niet doemdenken, maar spirit tonen en de esprit van de cavalerie overeind houden’. Harm looft het initiatief van Kees en Evert Jan en besluit met een opmerking over hun verschillende karakter. Evert Jan, de res majoor die graag in de archieven duikt, zeer gedegen is, en de hoeder van de mores van de cavalerie. Kees is de kolonel op rust, een frivole vent die de archieven nauwelijks kent, en als jurist alle regels betwist. Hij denkt dat de samenwerking van beide karakters garant staat voor het bestaan van een bijzonderlangdurige lunchtafel. Kees memoreert nog eens dat voordat tot uitnodiging voor deze eerste Eemlandlunch is overgegaan een peiling bij de andere tafels, Zutphen, Den Haag, en Boxtel is gehouden. Namens die drie tafels spreekt Dirk van Zuidam. Hij heeft met zijn collega’s gesproken en hoorde de opmerking dat er vanaf nu elke week van de maand een lunch bezocht kan worden. Iedere tafel heeft zijn eigen karakter, het zou niet best zijn als het duplicaten van elkaar zijn. Ze hebben alle één nadeel. Als je president bent kom je daar niet van af. In Den Haag legde na 30 jaar Willem Anthonijsz zijn functie neer. Een opvolger was niet te vinden. Toen Axel Rosendahl Huber met vakantie was werd hij benoemd. In Zutphen zijn alle voorgangers van Henk Nix overleden en Henk noemt zich vol bijgeloof en voorzichtigheidshalve secretaris/waarnemend voorzitter. In Boxtel hebben we voor eventualiteiten als lid een aalmoezenier, en een cardioloog. Een uroloog zou welkom zijn. Dirk heeft een relatiegeschenk meegenomen. Voor Cornelis en Evert Jan elk een das van de Boxtelse tafel. ‘Voor ieder van u heb ik er één klaar liggen, wanneer u naar Boxtel komt’. Tijdens de hoofdschotel, een stukje zalm met puree en groentes, krijgt Jan Maurits de Jonge het woord. Hij is net als zijn broer Harm zoon van de schrijver van ‘Mijn ruiters’. Het boek was als een speer uitverkocht. Het verheugt hem te kunnen meedelen dat het boek over een week weer verkrijgbaar is. Er zijn ook uit het buitenland leden van de VOC die deze eerste bijeenkomst niet hebben willen missen. Daaronder Dick Tromp die vertelt over de Brusselse tafel. Er werden in de zestiger jaren legendarische borrels gehouden. Totdat er een eind aan werd gemaakt omdat sommigen wat slordig waren met het afrekenen van hun bestellingen. Aan het eind van de zestiger jaren was hij in dienst van een Nederlandse autofabrikant, kwam in contact met de Belgische gendarmerie, vroeg en kreeg 15 paarden en hun begeleiders om deel te nemen aan de jaarlijks Waterloo herdenking. Dat was 1969 en het begin van de jaarlijks Waterloo rit. Via tanktransporten kwam hij in aanraking met de Belgische cavalerie, de Club des Guides. Daaruit is de Brusselse tafel ontstaan. Toen kwam Frank van Lynden en alle borrels en koffietafels kregen een dergelijk vaantje t.g.v. 50 jarig bestaan VOC 1984. Die bezorgde de tafel iets wat goed van pas kwam. Hij heeft het bij zich. Het zit in een tasje met het opschrift ‘kww’, ofwel kieken wat het wordt. Het is het VOC vaantje voor een lunchtafel en dat overhandigt hij aan Cees. Het vaantje is hierbij gerepatrieerd. Kees Blok kondigt Bertus Schoemaker aan. Zijn voornaam veroorzaakt enig commentaar. ‘Zo noemt hij zich in een e-mail’, aldus Kees. Bert wil het hebben over de sabel die op de tafel van de president ligt en niet over zomaar een sabel die aan de muur hangt. Hij roept in herinnering de zes sabels die het Museum ter gelegenheid van zijn 50-jarig bestaan aan de VOC heeft aangeboden en die naar de lunchtafels zouden gaan. De voorzitter besliste anders en ze gingen naar de zes parate eenheden. Bert is lid van een stichting die waakt over de eigendommen van 42 tkbat en nu dat bataljon is opgeheven is hij in de gelegenheid om de sabel van dat bataljon te schenken aan deze tafel. Kees zegt hartelijk dank en meldt dat er een voorwaarde bij is gesteld namelijk: bij ontstentenis van de Eemland lunch vervalt de sabel aan de familie Blok. Er zijn nog meer sprekers. Cas van der Kroon wil het over die ‘zomaar een sabel’ hebben. Toen hij van de oprichting van deze tafel hoorde, wist hij dat er in zijn wapenrek nog wel een cavaleriesabel tussen de andere wapens hing. Het is de cavaleriesabel M1876 die in 1895 ook door de artillerie en de KNIL in gebruik is genomen. De greep is bekleed met roggenhuid ingewikkeld in gedraaid zilverdraad en met vernikkeld ijzer. Hij biedt de sabel hiermee aan de president van deze tafel aan. Cees kondigt de koffie aan en de laatste spreker. Dat is Willem van Breugel(*1914). ‘Als oudste lul wil hij nog wat lullen’. Van de Eemland lunch heeft hij nog nooit gehoord, ook in het verre verleden niet. Hij zal hier nog wel eens komen, hij wil honderd worden, maar niet iedere keer. Wat hem vandaag getroffen heeft zijn de goede redevoeringen en het feit dat ze goed zijn te verstaan. Het is een zegen om zo te kunnen praten dat het voor iedereen verstaanbaar is. Wat betreft de sabel heeft hij wel eens gehoord over een Van Rentergem. Hij zegt de laatste huzaar te zijn geweest die les op een paard heeft gehad. Dat zal wel zo zijn, maar ik heb het ook geleerd. Hij heeft geleerd met de sabel te schermen en wat ermee in oorlogstijd te doen. In 1936 zat hij op de SROC. Er waren drie commando’s. Trekt – Uit – Sabel. Op het laatste commando moest de sabel vaardig uit de schede worden getrokken, rechts van het hoofd van het paard recht naar voren worden gehouden en dan: aanvallen, recht op de vijand af. Iemand roept misschien:‘Dierenbeulerij’, bijna modern, maar je moest ‘Hurra’ roepen. Dat is Hongaars voor ‘Sla ze kapot’. Maar ik riep ‘A bas les boches’ ( Dood aan de moffen). Dat mocht niet, ik wist niet dat die kreet op een bevriende mogendheid sloeg. Hij besluit met: ‘Tanks zijn er niet meer, we moeten roeien met de riemen die we hebben’. Dat klinkt nogal maritiem maar vergeet niet dat we altijd goed met de marine konden opschieten. Dit soort gelegenheden is er ook om anekdotes op te halen en hij wenst deze tafel een lang leven toe. Kees Blok somt nog een lange lijst op van hen die bericht van verhindering hebben gestuurd en noemt de datum voor de volgende bijeenkomst: 16 febr. Hij zal de uitnodiging beginnen met de aanhef ‘Dames en Heren’, omdat tenminste twee vrouwelijke leden niet buiten te sluiten.