Rede uitgesproken door tijdens de Herdenkingsceremonie Gevallenen der Cavalerie op 4 mei 2010 te Amersfoort door de Wapenoudste der Cavalerie generaal-majoor jonkheer. J.H. de Jonge.
Vandaag herdenken wij onze gevallenen van de Cavalerie. En natuurlijk doen wij dat op deze locatie rondom dit Monument Gevallenen Cavalerie. Dit skulptuur, tonend twee Cavaleriesabels die de degens kruisen ( uitbeeldend de wil om de strijd aan te gaan voor Vrede en Gerechtigheid) , werd hier onthuld in 1984. Het werd toen aangeboden door de Vereniging Oficieren Cavalerie ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan der Vereniging. Op de voet staat: Voor de Gevallenen der Cavalerie. Voor al onze gevallenen sedert het oprichten van ons Koninkrijk. Dat wil zeggen sedert de tijd van de bevrijding van de Franse overheersing. Wij herdenken hier onze gevallenen van:
· de Slag van Waterloo 1815,
· de Belgische Opstand 1830,
· Nederlands Oost-Indie 1815- 1940
· De Tweede Wereldoorlog
· Nederlands-Indie 1945-1950
· De Vredesmissies na 1945
Bij die onthulling sprak de toenmalige Voorzitter V.O.C. Reserve Majoor Baron Frank van Lynden de volgende woorden:
De cavaleriesabel als het klassieke werktuig van de huzaar, niet een wapen van vernieling en agressie alleen, maar ook een wapen ter verdediging.
Ter verdediging van ons land, ter verdediging van onze verworvenheden op velerlei gebied, ter verdediging vooral van onze vrijheid.
Verleden jaar heb ik gememoreerd dat militairen en dus ook cavaleristen tijdens inzet niet uit zijn op medelijden of bewondering. Wat de militair – en ook de achtergebleven familieleden na sneuvelen van de cavalerist verwacht – sterker nog – hetgeen kracht geeft en troost biedt, is Respect. Dat is wat wij hen verschuldigd zijn. En daarom staan wij hier.
Nu zijn dat mooie woorden; het lijkt ook zo ver weg van ons.
Laat mij dus eens een paar cavaleristen naar voren halen. Teneinde iets meer te begrijpen waar we dan bij stil willen staan in respect.
Een paar voorbeelden uit de meidagen 1940.
De regimenten cavalerie zijn gemobiliseerd na een jarenlange verwaarlozing door de Regering. Wij hadden de tijd van de uitgeklede Halfregimenten net achter de rug.
Was er toen respect vanuit de Regering voor de Krijgsmacht?
Wat moet er door het hoofd zijn gegaan van de Commandant 4e eskadron 1e Regiment Huzaren Reserve Ritmeester Mr. De Vries toen hij te Achterveld op 12 mei 1940 opdracht gaf voorwaarts te gaan – zijn laatste mondelinge bevel was STORMEN. Uiteraard ging hij zijn Huzaren voor. In die actie werd hij snel dodelijk getroffen.
En wat waren de gedachten van zijn commandant 1e Peloton – Kornet Rink – die onmiddellijk daarna door een granaatscherf sneuvelde. Een andere pelotonscommandant van hetzelfde eskadron, Reserve Eerste- Luitenant Simon Thomas werd eveneens dodelijk getroffen, enige momenten nadat een ordonnans hem had gemeld dat hij nu het commando over het eskadron had. Drie pelotons lagen op dat moment in hevig gevecht verwikkeld en het 4e peloton in tweede lijn werd vanuit de rug bevuurd. De Commandant hiervan – Opperwachtmeester van Melic – moedigde zijn Huzaren krachtig aan met de woorden “Overwinnen of Sterven”, werd snel daarna zwaar gewond en overleed korte tijd later. Het 4e eskadron 1e Regiment werd nu aangevoerd door Wachtmeester van de Veer.
Wij herdenken onze vele gevallen Cavaleristen uit die Oorlog. Laat ons proberen te beseffen waar zij hun inspiratie, hun moed vandaan haalden. Laat ons hen respecteren.
Anderen sneuvelden stilletjes. Zoals de Huzaar van Barneveld op de route naar Salatiga op Java in januari 1948. Nadat zijn eenheid zich uit een hinderlaag had gevochten, bemerkte men pas laat dat van Barneveld op de bodem van de gepantserde ¾ tonner lag met een klein gaatje in zijn hoofd. Of de Huzaar Broekmaat op de weg van Solo naar Tawangmangoe. Teneinde onderdrukkingvuur te geven voor zijn maten kwam hij iets uit zijn dekking omhoog, werd onmiddellijk getroffen en zakte in elkaar.
Wat hebben deze dienstplichtigen gedacht toen zij deze taken uitvoerden en dit gedrag toonden terwijl zij uiteindelijk 4 jaar van huis zouden zijn in een conflict wat zij niet begrepen.
Of dichter bij huis: op 3 november 2007 sneuvelt Korporaal der Huzaren Ronald Groen, op dat moment in actie tijdens de operatie Pathen Ghar, Uruzgan, Afghanistan. Twee collega’s worden ernstig gewond. Te midden van een haag van honderden collega’s van meer dan 5 nationaliteiten wordt Korporaal Groen in een kist overdekt met de nederlandse vlag naar het vliegtuig gebracht. De veldprediker zegt later: Het sluiten van de laadklep van de Hercules voelt voor ons als het zakken van de kist.
Ik zeg het u opnieuw, deze cavaleristen verdienen diep respect; en daarom zijn wij hier.
Mij bekruipt vaak het gevoel dat er slechts een heel dunne scheidingslijn te trekken is tussen de gesneuvelden die we hier herdenken en cavaleristen die overleefden en waarvan hun optreden bijzonder belicht is omdat zij onderscheiden werden vanwege opvallend dapper gedrag. Men kan daarover lezen in de registers die daartoe zijn aangelegd, onder andere in ons Museum Nederlandse Cavalerie. Maar het is ook dichterbij. Laten we terug gaan naar 2009 waar twee cavaleristen met het Kruis van Verdienste werden onderscheiden. De Wachtmeester Wiesken te Uruzgan die :
OP EIGEN INITIATIEF EN MET GEVAAR VAN EIGEN LEVEN DE ZWAAR GEWOND GERAAKTE KORPORAAL WEET AF TE VOEREN. HIERBIJ HEEFT DE WACHTMEESTER ENIGE TIJD ALLEEN MET DE GEWONDE OPGETREDEN IN AFWACHTING VAN STEUN. ZIJ ZIJN MEERDERE MALEN ONDER GERICHT VUUR KOMEN TE LIGGEN. DE KORPORAAL IS UITEINDELIJK AFGEVOERD NAAR EEN MEDISCHE POST EN ZIJN LEVEN WERD HIERDOOR GERED.
En de toenmalig Wachtmeester der eerste klasse – nu Opperwachtmeester – HAMMINK – die in 2008 in Afghanistan als senior mentor een Afghaanse eenheid begeleidt en coacht.
DOOR ZIJN DOORDACHTE EN PROFESSIONELE OPTREDEN WIST HIJ DE AFGHAANSE EENHEID SNEL TOT EEN HOOGWAARDIG NIVEAU OP TE WERKEN. HIJ IS MEERDERE MALEN ALS EERSTE MAN QUALA’S BINNENGEGAAN, OOK ONDER VIJANDELIJK VUUR, EN HEEFT ALS COMMANDANT LEIDING GEGEVEN AAN EEN ONTPLOOIDE AANVAL TE VOET OVER EEN OPEN VLAKTE VAN MINIMAAL 150 METER ONDER ZWAAR VIJANDELIJK VUUR.
Vergelijkt u nu eens het beschreven gedrag van Ritmeester de Vries in 1940 – zijn Huzaren voorop gaan en een aanval leidend – met het zojuist geciteerde van Opper Hammink – als eerste een Quala binnengaan en een aanval leidend.
De ritmeester sneuvelt, de opper overleeft, in dit geval.
De scheidingslijn die ik eerder noemde is dus niet slechts dun, hij is flinterdun.
Ik wil met u de vergelijking nog 1 stap verder zetten.
Ik denk dat die flinter dunne scheiding te trekken is – of misschien juist helemaal niet aanwezig is – tussen de gesneuvelden die wij herdenken, de cavaleristen die bijzonder onderscheiden zijn en de overig dienende cavaleristen. Een gang die leidt tot sneuvelen of tot opgevallen bijzonder gedrag is meestal niet weloverwogen. Het is meer een handelen uit plichtsbesef, wellicht voor velen uit een moreel ethisch besef en zeker voor allen uit een vertrouwen dat je samen met je eenheid optreedt. Die huidig actief dienenden- althans een doorsnee van hen – staan hierbij aangetreden in de ere wacht.
Wanneer wij stil staan bij onze gevallenen, staan we ook stil en tonen respect voor die cavaleristen die optreden in onze uitzendingen. Wij staan stil bij het feit dat zij ervoor gekozen hebben om niet thuis te blijven, weggedoken in een schijnbaar rustige wereld, maar juist de uitdaging wensten aan te gaan.
En dat is niet erg vanzelfsprekend begrepen bij mensen in onze samenleving.
Ook de Duitse Minister van Defensie zu Guttenberg haalde dat aan in een herdenkingsrede op 24 april jl toen in Ingolstadt de laatste eer werd bewezen aan 4 gesneuvelde Duitse militairen . Hij zegt daar letterlijk:
Die Frage nach dem Sinn bleibt zurück. Die Antwordt hat auch mit uns selbst zu tun. Einer Gesellschaft, in der auch bequemes beiseitestehen verbreitet ist. Einer Gesellschaft in der für viele, Wörte wie Dienen, Dienst oder Tapferkeit für überkommene, altmodische Begriffe gelten.
Duitsland worstelt natuurlijk op haar eigen wijze, vanwege haar eigen geschiedenis, met vraagstukken van oorlog en sneuvelen.
Maar Nederland heeft ook zijn probleempjes, zij het van andere aard.
De knullige wijze waarop onze Regering niet in staat is gebleken om ook maar één helder stuk visie op tafel te leggen hoe om te gaan met onze betrokkenheid in Afghanistan, is als stuitend ervaren. Partijpolitieke belangen en provinciaals denken was en is kennelijk belangrijker dan het steunen van onze militairen en burgers in de ontplooingsgebieden. En daarmee toonden die politici die dat veroorzaakt hebben zich respectloos.
Doet zich hier niet een uitermate pijnlijke vergelijking op met de tijd waarin de Reserve Ritmeester Mr. De Vries zijn 4e eskadron 1e Regiment voorbereidde op de strijd die komen moest.
De Vries ging door en gaf zijn leven.
Wij hebben kennelijk nog immer veel te doen om onze samenleving dat duidelijk te maken.
Daarom zijn deze herdenkingen goed. Het doet ons beseffen wat het betekent om van militairen te verlangen dat zij zich inzetten, dat zij zich begeven in omstandigheden waar van hen het hoogste offer gevraagd kan worden. Het doet ons beseffen dat hen respect toekomt, de gesneuvelden waarvan de namen te vinden zijn in de registers, op de vele kleinere monumenten en op het monument hier achter mij. Maar het doet ons ook beseffen dat respect en dank toekomt aan hen die momenteel dienen. En aan hun gezinnen.
Aan het begrip daarvoor in de samenleving moeten wij allen harder werken.