Death before dismount

De tijd dat de cavalerist zijn voertuig niet meer verlaat, zou voorbij moeten zijn. “Every soldier a rifleman”, conform de wens van C-LAS. De cavalerist, verkenner én tanker moet dus niet onderdoen voor zijn collega van de infanterie in kennis en ervaring van uitgestegen optreden. Is dit wel zo? Krijgt de huidige generatie cavaleristen wel de juiste skills en drills mee om te voldoen aan de eisen die het moderne gevechtsveld optreden aan hen stelt. Sterker nog, doorstaat de “mounted” basisopleiding nog wel de tand des tijds? In dit artikel wordt ingegaan op mogelijke beperkingen in de opleiding en training, gespiegeld aan die van US Armored Soldiers.

De praktijk

“Today, our armored warriors perform the role once associated mainly with Special Forces. Armored Soldiers fight effectively while dismounted. The old adage “death before dismount” no longer exists in the armor community. Our soldiers and leaders now train with the latest in dismounted equipment, understand dismounted patrolling tactics, and are well versed in skills formerly associated only with our infantry brethren”.

Ondanks de schijnbaar onuitputtelijke voorraad infanterie-eenheden in het Amerikaanse leger worden tank- en zware gemechaniseerde eenheden niet ontzien als het gaat om het uitvoeren van uitgestegen (dismounted) operaties in bijvoorbeeld Irak of Afghanistan. Met of zonder tanks, te voet of met wielvoertuigen als de Humvee of Stryker, de Amerikaanse Armored Soldier doet niet onder voor zijn infanterie collega en voert dezelfde taken uit. En de Nederlandse tanker of verkenner? Vrijwel alle cavalerie eenheden zijn actief betrokken (geweest) bij de missies in Irak, Afghanistan en zelfs Pakistan. Niet in de organieke rol maar toegevoegd aan infanteriecompagnieën (101 Tankbataljon), optredend als PRT (42 en 11 Tankbataljon), force protection leverend aan Vips Special Forces of PRT (oa 43 BVE), zelfs optreden als infanteriecompagnie (42 BVE). Taken die op uitstekende wijze zijn uitgevoerd, geheel conform die wens van C-LAS:” every soldier a rifleman” (US: “every soldier a warrior”). Toch bekruipt menig cavalerist, en met name tankers, een gevoel van onbehagen. Een succesvolle missie is goed voor het vertrouwen maar de tanks zijn thuis gebleven. Daar waar de Canadezen inmiddels al enige maanden 20 Leopards (1V) hebben ingezet in Afghanistan en de Denen binnenkort Leopard 2 tanks nog gaan sturen, strijken de Nederlandse YPR’n in Uruzgan met de eer op grote afstand (tankafstanden!) de vijand te hebben bevuurd. De Canadezen hebben de toegevoegde waarde van de tank aan bijvoorbeeld konvooioperaties ingezien, dus bescherming van eigen mensen en middelen wordt belangrijker geacht dan het voorkomen van schade aan wegen die een tank kan veroorzaken. De verkenners komen er misschien nog wel het beste van af: momenteel treedt het verkenningspeloton van 11 Tankbataljon daadwerkelijk voornamelijk op als verkenningseenheid met de eigen organieke voertuigen (Fennek).

Conclusie: Nederlandse tankers en verkenners treden “dis-mounted” op, niet in de organieke rol en over het algemeen niet met de organieke middelen. De deelname aan de operaties verloopt succesvol, maar is de (basis-) opleiding en training daar wel debet aan?
Opleiding en training

“Leaders must continue to integrate mounted operations as part of a training plan while integrating lessons learned from todays’ complex battlefield. Integrating these lessons with traditional mounted manoeuvre training ensures an armored force ready for any threat on the battlefield, whether symmetric or asymmetric”.

De 1st Armor Training Brigade (1 ATB) is verantwoordelijk voor de opleiding van manschappen bestemd voor tank – en zware gemechaniseerde eenheden. 1 ATB (“Soldiers of Steel”) draagt zorg voor een opleiding van soldaten, afge-stemd op de behoeften die niet alleen het huidige gevechtsveld eisen, maar ook op de snelle ontwikkelingen binnen het leger zelf. De nieuwe “Armored soldiers” worden opgeleid door “combat veterans”. De voortgezette opleiding en training vindt plaats bij de vele parate een-heden. Waar de Amerikanen nu constateren te weinig aan-dacht te schenken aan “mounted maneuver training”, is dit in Nederland juist het tegenovergestelde. De tankbataljons en verkenningseskadrons oefenen nog steeds op de alom bekende Duitse oefenterreinen als Altmark en Oberlausitz om de hordes uit het oosten een halt toe te brengen. Alleen noemen we die vijand nu geen OPFOR meer maar GENFOR of OMF. Tijdens de 4 schietseries per jaar in Bergen worden, net als 20 jaar geleden, nog altijd tank-, voertuig- en helidoelen gepresenteerd op 2 en 3 kilometer afstand. De irreguliere vijand van vandaag verplaatst zich niet in gepantserde voertuigen maar treedt op in kleine groepjes en vuurt met RPG’s van afstanden minder dan 300 meter. De schietopleiding is hierop niet aangepast. Het Amerikaanse leger kent de “Advanced Gunnery Training”: (nieuwe) schutters leren nu ook doelen te onderkennen en uit te schakelen in een verstedelijkte omgeving. “Shoot straight and put steel on target” geldt immers zowel op de korte als de lange afstand. De blauwdruk OVG pleit al voor een andere opzet van de Nederlandse tankschietlopleiding, vergelijkbaar met de Advanced Gunnery Training.

“Urban considerations are continuously being up-dated as input is received from units returning from the theatre”

Invloed van lessons learned is bijzonder groot in het Amerikaanse leger en aanpassingen in het opleidings- en trainingstraject worden snel doorgevoerd. In Nederland zijn defensiebreed een aantal ontwikkelingsrichtingen bepaald die van belang zijn voor de toekomstige inrichting van de Nederlandse krijgsmacht. De belangrijkste invloeden die in dit kader zijn onderkend voor de inrichting van het O&T (opleiding en training) proces van alle militairen van de krijgsmacht zijn:

• Het irreguliere karakter van de missies;

• Asymmetrisch optreden van de tegenstander;

• Zware geografische en klimatologische omstandigheden waarin de operaties moeten kunnen worden uitgevoerd;

• Het militair optreden in verstedelijkt gebied. Nu ook OOT (Overige Operationele Taken, voorheen ALT) al enige tijd deel uitmaakt van de organieke taak, zou je een ander soort opleidings- en oefenprogramma verwachten. Niets is minder waar: op de oefenterreinen in Duitsland rijden nog steeds ontplooide tankeskadrons en zoeken de verkenners naar de 1e, 2e en 3e echelons van de gemechaniseerde vijand. Tussen deze oefeningen en de al eerder genoemde 4 schietseries door is er nauwelijks tijd voor het OOT-optreden. Geen tijd en geen mogelijkheden: het oefendorp Marnehuizen is bijvoorbeeld al 200 % overbelast met ruim 40 oefenweken per jaar, die dan ook nog eens vrijwel uitsluitend zijn vergeven aan de infanterie, mariniers en buitenlandse eenheden. Gekwalificeerde instructeurs, KKWschietbanen, voertuigen en uitrusting zijn nauwelijks voorhanden en moeten worden geleend. Noodgedwongen wordt uitgeweken naar basishuizen, kazerneterreinen, de strook of het buitenland. Praktijk enerzijds (dismounted) en opleiding en training anderzijds (mounted) is een verschil van dag en nacht. Basis skills en drills blijven zeer zeker belangrijk. Maar dekken deze de lading van de eisen die gesteld worden aan het optreden op het moderne gevechtsveld nog wel? Wordt het niet eens tijd de basisopleiding en training grondig onder de loep te nemen? Een tegenwoordig veelgehoorde kreet is “ we trainden al die tijd voor een voetbalwedstrijd en hoorden vlak voor de wedstrijd dat we gaan volleyballen “. In Uruzgan treden pelotonscommandanten op met SUA’s (Smallest Units in Action) die enorm verschillen van het organieke peloton, waar die PC voor is opgeleid. Pas in het uitzendgebied worden PC’n geconfronteerd met een Combined Arms peloton, meestal ook nog met 3D-aspecten, dat vele malen groter en ingewikkelder aan te sturen is dan hij gewend is. Een oplossing zou kunnen zijn om de (eind-) oefeningen van de kaderleden bestemd voor infanterie, cavalerie en indien mogelijk ook luchtmobiel en genie samen te voegen, met aandacht voor elkaars optreden. Ook het leren omgaan met 3D aspecten moet daarin worden meegenomen. De Cavalerieschool (CS) heeft in de VTO tanks al tijd ingeruimd om het optreden in verstedelijkt gebied onder de aandacht te brengen, met steun van de Infanterieschool en het OTCGn. Gewerkt wordt aan de BGT Aanval in oorden en aanpassingen aan het VS 2-717 3C (tankdrill OVG gereed maken) en de TOM Aanval in verstedelijkt gebied door het tankpeloton. Doel is de tankcommandant breder op te lei-den, bekend te maken met alle vormen van optreden. Voor OVG geldt immers een andere attitude dan het grootschalig conflict. Het volledig voldoen aan de OOT-eisen kost een eenheid gemiddeld 10 tot 15 weken per jaar. De vele oefeningen in binnen– en buitenland, de (tank-)schietopleiding in Nederland en Duitsland, gecombineerd met het ontbreken van mensen en middelen, maakt het voldoen aan die eisen vrijwel onmogelijk. Toch treden de cavaleristen tijdens de huidige missies uitsluitend in een OOT-achtige rol op. Een andere opzet en inhoud aan oefeningen en schietseries is een eerste must, de middelen en mogelijkheden zijn een tweede.

Optreden in verstedelijkt gebied (OVG)

“All of this individual training comes together at the military operations in urban terrain (MOUT) site, where soldiers are exposed to mounted and dismounted patrol operations and react to blocked and unblocked ambushes. The MOUT-site currently uses IED-simulators as well as suicide vests and places soldiers in scenarios that force them to react to contact and clear buildings”

De hele militaire wereld is het er inmiddels wel over eens: 70 % van de conflicten gaat worden uitgevochten in ver-stedelijkt gebied. Ook nu al: tanks –en pantservoertuigen in Najaf, Bagdad en de Gazastrook verschijnen dagelijks op televisie. Het Optreden in Verstedelijkt Gebied (OVG) lijkt in de KL echter uitsluitend voorbehouden aan de infanterie. Tanks oefenen wel mee met de infanteriepelotons en -compagnieën maar vrijwel altijd in een ondersteunende (ondergeschikte?) rol. De leiding is altijd in handen van de infanterie PC of CC. De tankers die eens leiding hebben mogen geven aan een team of peloton met infanteristen en genisten, zijn op de vingers van 1 hand te tellen. De tijd, middelen en mogelijkheden zijn beperkt maar een veel-gehoorde klacht van vooral tankers is dat er weer onvol-doende gebruik is gemaakt van kennis en mogelijkheden. De Nederlandse manier van optreden van tanks in verstedelijkt gebied lijkt zelfs achterhaald! Verontrustender is misschien wel, dat ook cavaleriecollega’s publiekelijk beweren dat tanks niet thuishoren in verstedelijkt gebied. De tank is niet geschikt en veel te kwetsbaar en heeft daar dus niets te zoeken. De huidige Leopard 2A6 kent zijn beperkingen (vergelijk deze eens met de nieuw ontwikkelde Leopard 2 PSO) maar is nog altijd het mínst kwetsbare voertuig dat optreedt in een oord. Zijn dit soort uitlatingen het resultaat van ‘onbekend maakt onbemind’ of beleid? Als dit laatste het geval is moeten we ons zeker zorgen gaan maken.

“ The armor community must capture that ‘three block war’ is the norm, not the exception, as many of us once thought”.

Momenteel kunnen tankeenheden uitsluitend terecht in oefendorp Marnehuizen. Zowel voor OOT- als tankoefe-ningen staan de tankbataljons laag op de prioriteitenlijst. Er wordt momenteel over gesproken om de OVG-capaciteit uit te breiden met een oefendorp als Marnehuizen. Dit zou de oefendruk daar verlichten maar dan blijft het probleem bestaan van het ontbreken van het besef dat ook tank- en verkenningseenheden thuishoren in verstedelijkt gebied en niet alleen in een ondersteunende rol maar zeker ook in een leidende rol. Misschien dat het te herschrijven HB 7-40 en 7-41 (Optreden in verstedelijkt gebied) met aandacht voor het tank- en verkenningseenheden daar enige verandering in kan brengen. De handboeken zijn niet up-to-date, de ervaringen van het huidige optreden en lessons learned zijn er niet in verwerkt. Nu leggen eenheden eigen ervaringen vast in Vaste Orders of SOP’s. De ervaringen worden nauwelijks gedeeld waardoor er geen eenheid van opvatting is met betrekking tot het optreden in verstedelijkt gebied. Omdat de taken voor verkenningseenheden op OVG gebied helemaal onduidelijk zijn, zijn deze niet eens meegenomen bij de initiële behoeftebepaling met betrekking tot het gebruik van Oostdorp en Marnehuizen. Een belangrijke rol zou hiervoor zijn weggelegd voor het Kenniscentrum (KC) van het OTCMAN. Regelmatig contact tussen de parate bataljons en eskadrons met het KC en de CS is daarvoor een vereiste. Ontwikkelingen op OVG gebied staan niet stil. Tijdens de IMGC (International Master Gunner Conference) in Canjuer (Fr) in 2006 presenteerden enige tientallen landen hun plannen voor de toekomst op het gebied van OVG. OVG oefenlocaties schieten in Europa als paddenstoelen uit de grond en vrijwel alle landen denken na over verbeteringen aan hun tanks. Zweden ontwikkelt voor hun Leopard Strv 122 een onderluiks te bedienen telescopische mast met waarnemingsmiddelen en mitrailleur, Frankrijk test de Leclerc AZUR (Action en Zone URbaine) met extra pantser, schijnwerpers en een draadloze tank-infanterietelefoon, Duitsland heeft de Leopard 2 PSO (Peace Support Operations) en vooral Denemarken, een land met relatief weinig tanks, probeert op low cost basis de ene aanpassing na de andere uit. Nederland steekt daarbij vergeleken wat schril af met een mogelijke invoering van het BMS in 2008. Trends zijn er wel te ontdekken: tanks moeten beschikken over extra modulaire bepantsering en een Remote Weapon Station. Een andere trend is helaas dat veel ontwikkelingen stuk lopen op het gebrek aan budget. Een aangepaste tank (bijvoorbeeld de Leopard 2 PSO of de Merkava?) kan voor het optreden in verstedelijkt gebied van toegevoegde waarde en vaak zelfs van beslissende waarde zijn. Draai de vraagstelling eens om: wat kan de infanterie betekenen om het optreden van de tanks in oorden te ondersteunen in plaats van hoe de tank kan bijdragen aan het infanterieoptreden.
Conclusie

Tank- en verkenningseenheden treden succesvol op tijdens de huidige missies. Dit optreden is in zo goed als alle gevallen niet met de organieke middelen als de tank of YPR. De basisopleiding en trainingen staan echter nog steeds in het teken van optreden tijdens grootschalige conflicten tegen een gemechaniseerde vijand. De OMF in Afghanistan treedt op met kleine groepjes en gebruikt hoogstens een paar pick-ups als vervoermiddel. Indien de ISAF missie is afgerond, is de kans aanzienlijk aanwezig dat we bijvoorbeeld in Afrika een soortgelijke tegenstander als de Taliban gaan tegenkomen. Als de tankcommandanten van vandaag weer eens ontplooid over de open vlaktes stormen, bekruipt menigeen het onbehaaglijke gevoel dat hij achterwaarts gaat in plaats van voorwaarts in ontwikkeling. De schietopleiding voorziet vrijwel uitsluitend in het uitschakelen van een gemechaniseerde vijand en helikopters op grote afstand. In de blauwdruk OVG wordt al gepleit voor een aanpassing van de basisschietopleiding. Er wordt al wel gesproken over een andere opzet maar tot nu toe blijft het bij goede wil (en gebrek aan geld…). De middelen en mogelijkheden voor cavalerie-eenheden om aan de hun opgedragen OOT-eisen te voldoen zijn beperkt. De noodzaak om cavaleristen minstens zo goed te kunnen laten optreden als hun infanterie collega’s wordt nog niet door iedereen onderkend. Het ontbreken van up-todate handboeken, een coördinerende rol van bijvoorbeeld het KC tussen CS en parate eenheden versterkt het gevoel dat we maar wat aan het doen zijn. Een belangrijke, internationaal geleerde les met betrekking tot OVG is dat het beoefenen van OVG activiteiten met samengestelde eenheden (Combined Arms) in een zo vroeg mogelijk stadium voor alle elementen binnen deze eenhe-den wordt gestart en daarna onderhouden. Het beschikken over eigen OVG OLM’n (onderwijsleermiddelen) naast de organieke uitrusting is hiervoor een vereiste. De US Army verhuist binnen nu en 10 jaar de cavalerieopleiding in Fort Knox in z’n geheel naar Fort Benning. Reden: tijdens de huidige operaties treden infanterie en cavalerie gezamenlijk op, dan moet ook de opleiding gezamenlijk plaatsvinden. In Nederland zou een intensieve nauwe samenwerking tussen de infanterie- en cavalerieschool een goede oplossing zijn. Een gedachte die veel verder gaat, is het samenstellen van zgn. Manoeuvrebataljons. Infanteriecompagnieën, tankeskadrons, eventueel aangevuld met verkenningselementen en genie samen in een eenheid komt goed in de buurt van de Combined Arms ontwikkeling. De tankbataljons zoals we die nu kennen, zouden ophouden te bestaan maar de inzet van tanks in missies als SFIR of ISAF wordt dan waarschijnlijker en eenvoudiger omdat deze dan al organiek deel uit maken van de eenheid. Ook in het kader van Nationale Operaties, O&T en beschikbare middelen zijn er zeker voordelen te behalen indien manoeuvrebataljons permanent worden samengesteld. Een oud maar zeker nog actueel cavaleriedevies luidt: “ Vorwarts denken, Vorwarts sehen, Vorwarts reiten”. De boodschap is duidelijk: stilstaan is achtergang. Iedere cavalerist, tanker en verkenner, moet hiervan doordrongen zijn en open staan voor veranderingen.

“The tank is not dead, it is developping into new forms that meet the demand of new wars”.

Bronnen:
• Maj. Mike Sullivan, Armor, nov-dec 2006
• First Sergeant Robert Hay, Armor, nov-dec 2006
• Blauwdruk OVG, Lkol Oerlemans, IG-OVG GTS/OTCMAN 2007
• Presentatie IMGC Canjuers 2006, Owi Jansen, CS/OTCMAN
• VTO-TK en OVG, Wmr1 Claus, CS/OTCMAN

 

Geef een reactie