De foto’s tonen v.r.n.l. de huzaren korporaal P.Ch. Bonkerk, kornet C.E. graaf van Limburg Stirum en huzaar J.G. Dijkers. Zij zijn op 10 mei 1940 gesneuveld bij de herberg Zuid-Ginkel (nu: Juffrouw Tok), ten oosten van Ede aan de N224. Zij waren de eerste slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog op het grondgebied van de gemeente Ede. In de voorgevel van het pand bevindt zich een gedenksteen voor deze militairen van het 3e en 4e Regiment Huzaren.
Dit is het verhaal achter die gedenksteen.
Op 10 mei 1940, toen de Duitsers ons land binnenvielen, werd de Veluwe verdedigd door het 4e Regiment Huzaren. Hun “oorlogsopdracht” luidde: “het vertragen van, en het verstrekken van inlichtingen over, de vijand in het vak van IIe Legerkorps (II L.K.) vanaf het Apeldoorn-Dieren’s kanaal tot de voorposten van de Grebbelinie; daarna legerkorpsreserve. 4 R.H. zal geen ernstige gevechten met een overmachtige vijand aangaan, doch voeling houdende met de vijand vertraging veroorzaken door het uitvoeren van voorbereide vernielingen, teneinde zo veel mogelijk intact als legerkorpsreserve binnen de stelling te komen“.
Het regiment was gelegerd in Ede. Het bestond uit de eskadrons 1 en 2 bereden (ruiters) en de eskadrons 3 t/m 6 wielrijders. Verder had het regiment als gemotoriseerde onderdelen een mitrailleur-eskadron, een eskadron modern 4.7 cm pantserafweergeschut (pag), een sectie mortieren van 8 cm. en de sectie verouderde pantserwagens (Korps Rijdende Artillerie)). Hier werd het 2 eskadron van het 3e Regiment Huzaren aan toegevoegd, alsmede het 3e en 4e peloton van het 2e eskadron pantserwagens.
De huzaren Bonkerk en Dijkers behoorden tot het 2e eskadron van het 3e Regiment Huzaren, hun commandant kornet van Limburg Stirum tot de Commandogroep van het 4e Regiment Huzaren.
De bronnen
Het boek “Ede in Wapenrok” van E. van de Weerd geldt als het standaardwerk over de militaire geschiedenis van Ede. Hierin lezen we over deze gebeurtenis:
“Om twaalf uur kreeg het eskadron opdracht om naar De Langenberg terug te keren en posities in te nemen bij kilometerpaal 9. Onder achterlating van een gemotoriseerde officierspatrouille werd de verplaatsing over een afstand van 10 kilometer uitgevoerd. Omstreeks 15.00 uur meldde de ordonnans van deze patrouille dat deze zich onder druk van de vijand had teruggetrokken op een positie bij café “Zuid Ginkel”. Na 1800 uur kwam dezelfde ordonnans, nu als boer vermomd, met het bericht dat de patrouille was overvallen en dat de drie huzaren door middel van schoten in het hoofd waren gedood”.
Op de website www.grebbeberg.nl is een verslag te vinden van Ritmeester van der Voort van Zijp, Commandant van het 2e Eskadron van het 3e Regiment Huzaren. Dit Eskadron was onder commando gesteld van de Commandant van het 4e Regiment Huzaren. Op 10 mei 1940 bevond de commandopost van het regiment zich in café De Langenberg, aan de oostrand van Ede, vlakbij de N224, de “Kunstweg Ede-Arnhem “
Voornoemd verslag, het “Gevechtsbericht van het gevecht op den 10 Mei 1940” beschrijft de activiteiten van het 2e Eskadron op de eerste oorlogsdag. Het 1e bevel hield in dat er opstellingen ingenomen moesten worden ten oosten van Ede, ter hoogte van kilometerpaal 19.6 op de kunstweg Ede-Arnhem.
Op 10 mei om 11.40 kwam het 2e bevel. Het eskadron diende langzamerhand terug te vallen naar Ede, omdat het meest zuidelijke eskadron, het 5e , dat onder commando stond Kapitein Nijhoff, onder druk van de vijand terug moest.
Dat het 5e eskadron moest wijken was niet zo vreemd, het zwaartepunt van de opmars van de Duitsers liep langs de zuidrand van de Veluwe, en was gericht op de zwakste plek van de Grebbelinie, de Grebbeberg bij Rhenen. De Duitse voorhoede werd gevormd door de SS-Standarte “Der Führer”, een sterke, goed bewapende en volledig gemotoriseerde eenheid.
Terwijl het 2e eskadron van Ritmeester van der Voort van Zijp zich gereed maakte om terug te vallen richting Ede kwam, om 11.50 (tien minuten na het vorige) het 3e bevel. Dit luidde: “Indien geen druk van de vijand kunt gij de stelling handhaven”.
Omdat het bij het eskadron aanwezige “Stuk 4.7” (pantserafweergeschut) reeds uit de stelling vertrokken was, heeft de Ritmeester rond 12.30 bericht gezonden aan de Commandant van het 4e Regiment dat het eskadron toch terugging naar De Langen-berg, onder achterlating van een patrouille op de kunstweg, bij kilometerpaal 19.
Aansluitend kwam het 4e bevel. Het eskadron diende een stelling in te nemen bij kilometerpaal 7.4, even ten westen van Ede, op de kunstweg Klomp-Ede.
Met een 5e bevel werd de terugtocht naar Leersum bevolen, en met het 6e bevel: “Leger uw eskadron in het boschterrein”, kwam er een eind aan de eerste oorlogsdag van het 2e Eskadron van het 3e Regiment Huzaren.
Over de patrouille die bij kilometerpaal 19 was achtergelaten, valt in het gevechtsbericht te lezen: “Te pl.m. 18.30 bericht van patrouille op kunstweg Ede-Arnhem; patrouille beschoten bij Ginkel en buiten gevecht gesteld”.
De site www.grebbeberg.nl bevat ook een “Samenvatting van het optreden van het 4e Regiment Huzaren” van de hand van de Reserve-Luitenant-Kolonel b.d. Rens. Daarin staat: Het onder bevel gestelde 2-3 R.H., gecommandeerd door ritmeester A.D.C. van der Voort van Zijp, bracht op de ochtend van 10 mei versperringen aan op de weg van Arnhem naar Ede en viel daarna omstreeks 12.30 uur terug op de bevolen opstelling tussen Ede en De Klomp. Een gemotoriseerde patrouille, bestaande uit kornet C.E. graaf van Limburg Stirum van 4 R.H., die bij het eskadron was gedetacheerd, korporaal P.Ch. Bonkerk en huzaar J.G. Dijkers bleef achter nabij restaurant De Ginkel. De patrouille raakte in de namiddag in gevecht met de voorhoede van de Duitse 207e Infanterie Divisie en de drie deelnemers sneuvelden daarbij. Kornet Van Limburg Stirum is postuum onderscheiden met het Bronzen Kruis.”
Een derde bron op genoemde site is een uittreksel uit het dagboek van de Ritmeester Van der Voort van Zijp. Hij schrijft: Aangezien de voorgenomen vernielingen met landmijnen in het vak SCHWEIZERHÖHE tot voorbij den spoorlijn bij paal 86, alsmede die door den zaagploeg der Genie bij de objecten 41 en 43 niet waren uitgevoerd, en alle afweer tegen pantserwagens ontbrak, was standhouden over een frontbreedte van pl.m. 3 kilometer een onuitvoerbare opdracht en mede in verband met den opdracht eerder ontvangen, liet ik onder achterlating van een patrouille het Eskadron teruggaan met opdracht aan te sluiten bij 4 R.H. bij LANGENBERG; dit was te 12.30 uur. Te pl.m. 15.00 uur werd een achterhoedestelling ingenomen nabij kilometerpaal 7,4 op den kunstweg EDE / DE KLOMP. Van de patrouille welke onder leiding van kornet VAN LIMBURG STIRUM stond werd bericht ontvangen, dat zij onder druk van den vijand teruggegaan waren naar kilometerpaal 12 kunstweg EDE / ARNHEM. Helaas is dit het laatste bericht van deze patrouille geweest. Te pl.m. 18.30 uur bracht een der manschappen, als boer vermomd de treurige tijding, dat de patrouille overvallen en beschoten was. Korporaal BONKERK en dienstplichtige DIJKERS zouden gesneuveld zijn, omtrent den kornet vreesde hij hetzelfde, doch had hij hem niet zien liggen. Tevens gingen hierbij een lichte mitrailleur, alsmede 2 motorrijwielen verloren.
De patrouille waarover zowel Luitenant-Kolonel Rens als Ritmeester van der Voort van Zijp schrijven bestond, naast de genoemden, ook uit de aan de patrouille als motorordonnans toegevoegde dienstplichtig huzaar Kuperus en beschikte over een tweetal motorfietsen, en een lichte mitrailleur Lewis M20.
Alle tot nu toe geciteerde bronnen stemmen grotendeels met elkaar overeen, al zijn er ook verschillen te constateren. Verschillen die soms groot zijn. Met name opvallend is dat van de Weerd schrijft dat de drie gesneuvelde huzaren door schoten in het hoofd gedood zijn.
Er is nóg een bron beschikbaar. Dat is het boek “De Nederlandse Cavalerie in de Meidagen van 1940”, geschreven door Luitenant-Kolonel b.d. Brongers. Hierin lezen we over het 2e Eskadron: “…..Om 11.40 werd er een terugtrekkingsbevel ontvangen, daar men na het gevecht te Oosterbeek te ver naar voren geïsoleerd kwam te liggen. Een aantal huzaren was al op de terugweg toen de regimentscommandant liet weten dat men kon blijven zitten indien er geen druk van de vijand was. Het ingedeelde stuk pantserafweergeschut kon echter niet meer worden achterhaald. Na nog enige tijd te zijn gebleven besloot de eskadronscommandant om 12.30 terug te trekken. Hij overwoog dat standhouden over de bevolen frontbreedte onmogelijk was geworden nu alle afweer tegen pantserwagens ontbrak. Bovendien waren door het niet verschijnen van het hiervoor aangewezen geniepersoneel een aantal versperringen niet gesteld. Om bij het terugtrekken niet te worden verrast liet hij een patrouille achter onder leiding van kornet C.E. graaf van Limburg Stirum. Ongelukkigerwijze kwamen deze mensen al spoedig tegenover een sterke, met pantserwagens versterkte vijand te staan. De kornet zond nog bericht dat hij onder Duitse druk was teruggeweken, maar in een daarop volgende overval werd de patrouille uit elkaar geslagen. Toen de bediening van de lichte mitrailleur daarbij buiten gevecht werd gesteld ging de kornet zelf achter het wapen liggen. Kort daarop ontving hij een dodelijk schot. Behalve hij sneuvelde nog een korporaal en een huzaar. Het eskadron zelf is echter ontkomen. Eén van de mannen uit de patrouille heeft later – als boer vermomd – zijn onderdeel weer bereikt en het onfortuinlijke einde van de groep kunnen melden.
Het verhaal van Brongers is sterk afwijkend van de andere verhalen. Opvallend is dat Brongers schrijft dat de achtergelaten patrouillle al spoedig tegenover een sterke, met pantserwagens versterkte vijand kwam te staan. Dit wordt door geen enkele bron bevestigd.
Het verhaal van mevrouw Kramer
In het kader van een onderzoek naar een werkkamp dat nabij de herberg Zuid Ginkel heeft gestaan kreeg ik contact met mevrouw Kramer-van Beek. De familie Kramer exploiteerde Zuid-Ginkel, ook al in 1940. En zij vertelde mij een boeiend verhaal, waarin ook de huzaren van de gevelsteen voorkwamen. Haar verhaal bevatte een aantal tot nu toe onbekende feiten.
De heer Kramer Sr. had, zo vertelde mevrouw Kramer mij, Zuid-Ginkel ooit gekocht van baron van Wassenaer (Hoekelum). De oorspronkelijke functie als boerderij was vrijwel verdwenen, al was het achterhuis nog wel intact, met deel en daarboven gelegen hooizolder, en links en rechts van de deel de stallen met daarboven de hilt. Zo’n hilt lag, door de kapconstructie, lager dan de hooizolder, en was van een gesloten vloer voorzien. Zo kon hooi van de hooizolder op de hilt gegooid worden, en van daar in de voergoot vóór de koeien, tussen stal en deel.
Zuid-Ginkel was voor Kramer Sr. vooral van belang om de horeca-functie. Want Zuid Ginkel was een druk bezochte herberg annex pension, waar hij toekomst in zag. Hij begon dan ook meteen met een verbouwing van het voorhuis. Helemaal afscheid van het boerenbedrijf werd nog niet genomen, er werden wat koeien aangehouden, en in de aan de overzijde van de N224 gelegen schaapskooi huisde een kudde schapen. Ook werden er wat varkens en kippen gehouden.
Voor de herberg annex pension had Kramer Sr. personeel in dienst. De familie van Beek woonde in Otterlo, en een dochter uit dat gezin was in dienst bij Kramer Sr. Zij had het daar goed naar haar zin. Haar jongere zuster had na de lagere school graag doorgeleerd, maar daar was geen kans op (een veel gehoorde verzuchting). Maar zij kon wel, in 1941, haar zuster opvolgen op Zuid-Ginkel.
Nou had Kramer Sr. ook twee zonen. En zoals wel vaker, Amor schoot raak. De moeder van toen nog het meisje van Beek vond (naar de toen heersende mores) dat zij haar dienstbetrekking daarom diende op te zeggen. Echter, de echtgenote van Kramer Sr, die gezien had wat voor vlees er in de kuip zat, vond dat er maar getrouwd moest worden.
Vrouwenogen kijken scherp, en zij zag kennelijk dat er sprake was van een goed koppel, persoonlijk maar ook zakelijk. Want Kramer Jr zou Zuid-Ginkel moeten overnemen en daar hoorde een geschikte vrouw bij. Iemand die zich thuis voelde in de horeca. Het verliefde stel bleef onder één dak wonen, en in 1947 is het meisje van Beek getrouwd, en ging mevrouw Kramer-van Beek heten.
De verleiding is groot om meer over haar belevenissen op Zuid-Ginkel te vertellen, en dat zal ook zeker nog wel eens gebeuren, maar dan in een ander verhaal. Nu keren we terug naar de gevelsteen, en de daaraan verbonden gebeurtenissen.
Toen Evert van de Weerd zijn boek schreef, moest hij zijn gegevens uit archieven opdiepen. Dat was in die dagen een vaak moeizame zaak, en zulk onderzoek was in elk geval zeer tijdrovend. Een voordeel was dat er sprake was van militaire activiteiten, en de militaire archieven zijn zeer uitgebreid. Oorlogvoeren is ook veel schrijfwerk, en dat is in archieven terug te vinden. Tegenwoordig is, dank zij het Internet, veel archiefmateriaal eenvoudig toegankelijk.
Evert van de Weerd beschreef de gebeurtenissen accuraat. Maar wat er precies gebeurd is was tot nu toe onbekend. Hoe kon het dat drie leden van de patrouille omkwamen, terwijl de ordonnans kans had gezien zich als boer te verkleden en naar Ede te ontkomen? En is het niet vreemd dat de drie dode huzaren alle drie door het hoofd geschoten zijn? Dat wijst op gebruik van een pistool, van dichtbij afgevuurd.
Mevrouw Kramer kwam pas in 1941 op Zuid-Ginkel werken. Maar was daar, via haar zuster, al eerder regelmatig. En zij had de gebeurtenissen van 10 mei 1940, die een diepe indruk op haar hadden gemaakt, nog helder voor de geest. Zij vertelde mij: “Mijn (toen nog aanstaande) schoonvader was op de fiets naar het dorp (Ede) gegaan. Op het politiebureau had hij gevraagd of de Duitsers al over de grens waren. Daar was, volgens zeggen, geen sprake van. Echter, op de terugweg mocht hij, bij de Langenberg, van de Nederlandse militairen niet meer verder. Hij is toen over Kreel en Hindekamp naar huis gegaan.
“De Langenberg” was de commandopost van het 4e regiment Huzaren, aan de oostrand van Ede, en lag praktisch aan de N224. En de route via Kreel en Hindekamp liep via de Kreelscheweg, een heel oude weg door het Edese Bos en over de hei. Een relatief korte omweg, min of meer parallel aan de N224.
De vier huzaren zaten op de bovenverdieping van Zuid-Ginkel op de uitkijk. Zij bewaakten de N224. Plotseling kwam een gemotoriseerde Duitse patrouille door het bos linksachter de schapenwei ten oosten van de schaapskooi. Deze uit meerdere “Kradschützen” bestaande groep reed achterlangs de schapenweide naar de Wijdeveldseweg, om zo de Zuid Ginkel te benaderen. In Zuid Ginkel waren meerdere trappen aanwezig. De bevelvoerende kornet ging via de trap naar de hal door de voordeur naar buiten, en is daar door het hoofd geschoten, Twee overige leden van de patrouille zijn via een andere trap in het voorhuis aan de zijkant van het pand naar buiten gegaan, en ook door het hoofd geschoten. De ordonnans was de trap naar de deel afgegaan, en werd opgevangen door Kramer Jr, die hem op de hilt, onder een beetje hooi, wist te verstoppen. De Duitsers hebben het pand doorzocht, maar de ordonnans niet gevonden. De Nederlandse artillerie legde op dat moment vanaf de Grebbeberg vuur op de Ginkel, waarop de Duitsers zich met gezwinde spoed over de N224 terugtrokken. Even later kwam Kramer Sr. thuis, en hij heeft de door de Duitsers niet onder het hooi gevonden ordonnans een overall en een fiets gegeven. En zo kon deze, als boer vermomd, verslag op De Langeberg gaan uitbrengen”.
Tot zover het verhaal van mevrouw Kramer.
De Duitse patrouille was een verkenningseenheid, om precies te zijn (met dank aan Evert van de Weerd), de 15. (Kraderkundigungszug) Motor-Kompanie van het SS.regiment “Der Führer”. Het artillerievuur waarover zij spreekt vinden wij eveneens terug op de site www.grebbeberg.nl: Kilometerpaal 13 is voorbij herberg Zuid-Ginkel, het vuur lag op de bosrand langs de Ginkelse Hei.
Ten gevolge van de artilleriebeschieting trok de SS-patrouille zich met gezwinde spoed, via de N224, terug. Daarbij zijn de motoren en de lichte mitrailleur meegenomen. Die worden als verloren gegaan gemeld.
De ordonnans die als boer verkleed wist te ontkomen is, zo vertelde mevrouw Kramer, later nog wel terug geweest op Zuid-Ginkel. Zijn naam was haar ontschoten. In het archief van de familie van Limburg Stirum is de naam van de ordonnans teruggevonden. Hij heette Kuperus.
De kornet graaf van Limburg Stirum is begraven in een familiegraf op de Oude Begraafplaats in Zutphen. Korporaal Bonkerk en huzaar Dijkers liggen op de Algemene Begraafplaats in Ede, in graven die onder beheer zijn van de Oorlogsgravenstichting.
Opmerkelijk is dat beide stenen spreken van 2-2 R.H., het 2e eskadron van het 2e Regiment Huzaren. Zij maakten echter deel uit van 2-3 R.H., het 2e eskadron van het 3e Regiment.
Uit een brief van de familie Bonkerk aan de moeder van de kornet (die zich in het familiearchief bevindt) blijkt dat de begrafenis van Bonkerk betaald is door de familie van Limburg Stirum. Ook de gedenksteen van Zuid-Ginkel is in opdracht van de moeder van de kornet geplaatst. Niet bekend is wanneer dit het geval is geweest, doch vermoedelijk was dit eerst na de oorlog.
Bronzen Kruis
Aan kornet de graaf van Limburg Stirum is postuum het Bronzen Kruis toegekend, een hoge onderscheiding.
De hierboven geciteerde tekst uit het boek “De Nederlandse Cavalerie in de Meidagen van 1940” roept vraagtekens op omtrent het sneuvelen van zowel de kornet als van zijn beide ondergeschikten.
Het boek zegt: ” Toen de bediening van de lichte mitrailleur daarbij buiten gevecht werd gesteld ging de kornet zelf achter het wapen liggen. Kort daarop ontving hij een dodelijk schot
Het verhaal van mevrouw Kramer luidt geheel anders. En dat is, anders dan bij Brongers, een verhaal uit de eerste hand.
Maar ook uit de diverse verslagen zoals deze te vinden zijn op de website www.grebbelinie, alsmede het verhaal van Evert van de Weerd in “Ede in wapenrok” komt een ander beeld naar voren. De ontbrekende schakel werd gevonden in het archief van de familie van Limburg Stirum. Daarin bevindt zich een condoleance schrijven van de regimentscommandant van het 4e Regiment Huzaren, jhr. de Marees van Swinderen.
Hij schrijft over de kornet: “Eef is gevallen tijdens een opdracht om met een patrouille de terugtocht van zijn eskadron te dekken, en keerde er ’s avonds slechts één man genaamd Kuperus van deze patrouille terug. U begrijpt dat ik deze man steeds weer heb verhoord om een lichtpuntje te ontdekken, want hij had Eef niet zien vallen en bestond dus de mogelijkheid dat dit niet het geval zou zijn. Eef heeft dien dag moedig en zonder zorgen zijn taak aanvaard samen hebben ze nog grapjes gemaakt, geheel zoals hij was, tot hij plotseling overvallen werd. Het laatste wat Kuperus van Eef zag was dat hij achter zijn mitrailleur sprong om zijn plicht te doen”.
Dat de patrouille plotseling werd overvallen kwam omdat de Duitsers niet uit de richting kwamen waaruit ze verwacht werden, over de N224, maar meer zuidelijk, uit het bos en achterlangs het zogenoemde “schapenweitje” bij de schaapskooi.
Die SS-Standarte “Der Führer” had als opdracht nog op 10 mei de Grebbelinie vanuit Wageningen te doorbreken, maar ondervond vóór Heelsum, en later bij Renkum, veel weerstand van de daar opgestelde huzaren van het 5e eskadron.
Daarin ligt mogelijk de verklaring voor de benadering van Zuid-Ginkel vanuit het zuiden, in plaats van over de N224, de voor de hand liggende route. Want de SS- eenheid trok op over zuidkant van de Veluwe, langs de lijn Oosterbeek-Heelsum-Renkum. Een verkenning naar het noorden is dan niet vreemd, zeker niet gelet op de weerstand die het 5e eskadron Huzaren bood.
Het is niet aannemelijk dat de ondergeschikten van de kornet op eigen initiatief die bovenkamer in Zuid-Ginkel hebben verlaten, dat zal de kornet hen bevolen hebben. Door zelf achter te blijven en het vuur op de SS-ers te openen kon hij hun opmars vertragen, en zo zijn mensen de kans geven te ontkomen. Dat hij, blijkens de mededeling van de inderdaad ontkomen Kuperus, zelf de mitrailleur ging bedienen wijst er ook op dat hij het bevel gegeven heeft hem te verlaten.
Zoals res. Majoor b.d. E.J. Vinkhuyzen van het Cavaleriemuseum in Amersfoort het ook omschreef: “De keuze voor de Commandant is, afhankelijk van de opdracht en van de ontstane situatie (handelen naar bevind van zaken) : terugtrekken of de vijand blijven vertragen. De Kornet heeft voor het laatste gekozen en er waren kennelijk redenen zelf te gaan vuren. Geen schutter meer voorhanden, om welke reden dan ook.”
De huzaar Kuperus is door Jan Kramer Jr. op de hilt onder wat stro verstopt. Daar was tijd voor nodig, tijd die gewonnen werd door de actie van de kornet om de SS af te remmen door zelf het vuur te openen.
Maar dat afremmen was maar beperkt, de SS kon onder dekking van de destijds aanwezige bomen langs de opmarsroute , en vóór het pand, toch vrij eenvoudig het pand benaderen.
En de gebruikte lichte mitrailleur, een Lewis M20 had een trommelmagazijn, waarin 97 patronen pasten. Daar zal van Limburg Stirum wel, middels korte vuurstoten, de aanvaller mee hebben weten te vertragen. Maar na relatief korte tijd was het magazijn leeg, en was verder vechten onmogelijk.
Waarop de kornet de trap naar de hal afgelopen is, en door de voordeur naar buiten gelopen is, de vijand tegemoet.
Een overwinnaar kan krijgsgevangenen maken, maar doet dat niet altijd. Bij Zuid-Ginkel deed de SS dat in elk geval niet. De kornet werd door het hoofd geschoten. Bonkerk en Dijkers die, via een andere trap, aan de zijkant van het pand naar buiten zijn gekomen zijn ook overlopen door de SS, en ondergingen hetzelfde lot.
De conclusie moet luiden dat het verhaal van de Luitenant-kolonel b.d. Brongers niet geheel correct is, er was immers geen sprake van dat de bediening van een mitrailleur buiten gevecht was gesteld.
Weliswaar noemt het Koninklijk Besluit, gedateerd op 6 mei 1946, waarbij aan kornet de Graaf van Limburg Stirum het Bronzen Kruis werd toegekend, als reden voor de toekenning: “Heeft zich door moedig optreden tegenover den vijand onderscheiden als patrouille-commandant bij het dekken van den terugtocht van zijn Eskadron bij km.-paal 912 op den kunstweg Ede – Arnhem op 10 mei 1940, door , toen de bediening van een lichten mitrailleur buiten gevecht was gesteld, zelf de bediening over te nemen: is daarbij gesneuveld.”, en ongetwijfeld heeft Brongers hierop zijn tekst gebaseerd.
Een primaire bron, een verklaring van een ooggetuige, ontbreekt. En de overlevende huzaar Kuperus heeft dit ook niet na zijn terugkeer op de commandopost gemeld.
Zijn commandant schrijft aan de moeder van kornet over de verklaring van Kuperus: “Het laatste wat Kuperus van Eef zag was dat hij achter zijn mitrailleur sprong om zijn plicht te doen”. Kuperus heeft de kornet niet zien sneuvelen, en hem ook niet meer teruggezien. Maar wel juist is dat kornet de graaf van Limburg Stirum een ultieme poging heeft gedaan zijn mensen te redden. Door zelf de mitrailleur te gaan bedienen vertraagde hij de opmars van de SS-ers, en één man, Kuperus, dankte daar zijn leven aan.
Een Bronzen Kruis werd verleend wegens “het zich onderscheiden door moedig of beleidvol gedrag tegenover de vijand”. Daaraan heeft kornet de graaf van Limburg Stirum voldaan, en de postume toekenning was daarom, ondanks een mogelijk niet geheel juiste motivering, volledig op zijn plaats.
De gedenksteen
Mevrouw Kramer vertelde dat in de tijd dat Zuid-Ginkel in bezit was van de familie Kramer de gedenksteen zorgvuldig werd onderhouden. Na de verkoop van het pand was dat niet langer het geval, de gevel raakte met klimop begroeid en de steen raakte uit het zicht.
In een later stadium is de klimop verwijderd, en zijn er lampen gemonteerd om de gevel te kunnen verlichten. Zoals op de foto op de eerste pagina te zien is heeft men één van deze lampen op een wel bijzonder ongelukkige wijze bovenop de gedenksteen gemonteerd. De steen zelf is aan restauratie toe.
De burgemeester van Ede, de heer Van der Knaap, heeft gevoel voor historie. En, als voormalig Staatssecretaris van Defensie, bijzondere belangstelling voor militaire geschiedenis.
De Stichting Erfgoed Ede heeft het verhaal van de drie huzaren aan hem voorgelegd, en in het daarop volgende gesprek sprak de burgemeester uit dat hij restauratie van de gedenksteen een goede zaak zou vinden.
De steen is tegenwoordig echter door er voor staande beplanting niet goed meer zichtbaar, en de er boven geplaatste lamp is een wel zeer storend element. Zo ontstond het idee om de steen niet alleen te laten restaureren, maar ook te verplaatsen naar een betere plek. Door nabij het pand een vrijstaande sokkel op te metselen,en daarin de gerestaureerde steen op te nemen wordt weer recht gedaan aan de op Zuid-Ginkel omgekomen drie huzaren.
In 2015 was er te weinig tijd beschikbaar voor nadere uitwerking van de plannen. Wel zijn 9 mei 2015 middels een kleine plechtigheid de eerste slachtoffers van WO2 op Ede’s grondgebied herdacht. Het was op één dag na 75 jaar geleden dat ze doodgeschoten zijn. De herdenking vond niet op de dag zelf, 10 mei, plaats, want die dag valt op zondag, en dat ligt in Ede nog steeds gevoelig.
Bovenstaande foto is gemaakt tijdens de herdenking op 9 mei 2015. Mevrouw Kramer legt bloemen bij de steen, de burgemeester ondersteunt haar daarbij. Helaas is mevrouw Kramer medio 2015 overleden. Haar dochter vertelde tijdens de condoleance dat het haar moeder veel goed had gedaan dat aan de gedenksteen, en daarmee aan de gebeurtenissen van 10 mei 1940, weer aandacht werd gegeven.
Met name dank zij de steun en inzet van burgemeester van der Knaap kan het vorig jaar geformuleerde plan doorgang vinden. De eigenaar van het pand is akkoord met verwijdering van de steen uit de gevel en de herplaatsing in een vrijstaande sokkel. Via bemiddeling van de gemeente Ede wordt de sokkel gerealiseerd. De Stichting “Idee in Uitvoering” is ook om een bijdrage verzocht, terwijl de familie van Limburg Stirum de kosten voor restauratie van de gedenksteen zal betalen.
De onthulling van de gerestaureerde steen zal op 10 mei a.s.plaats vinden. Daarbij zal een erewacht van het Regiment Huzaren van Boreel in ceremonieel tenue aanwezig zijn, evenals de Regimentscommandant, Kolonel J.A. van Dalen. Het Regiment Huzaren van Boreel draagt de traditie van zowel het derde als het vierde regiment huzaren
Stichting Erfgoed Ede
Jan Kijlstra
28-04-2016