Interview commandant Landstrijdkrachten
Leo Beulen maakte als hoogste baas van de landmacht mee hoe het personeelstekort opliep, Nederland meedeed in Mali en er een nieuwe cao werd gesloten. Nu gaat hij met pensioen. „Als overal de crisis uitbreekt, willen mensen misschien wel bij ons werken.”
Als het gesprek al enige minuten gaat over de mogelijkheid de dienstplicht te activeren, komt generaal Leo Beulen met een verrassend weetje: „Mocht de opkomstplicht weer worden ingevoerd, dan geldt die ook voor vrouwen, hè.”
De wet waarin de dienstplicht voor vrouwen in Nederland is opgenomen, is eind vorig jaar goedgekeurd door de Eerste Kamer. Dat trok weinig aandacht doordat de opkomstplicht voor de krijgsmacht vooralsnog is opgeschort. „We sturen vrouwen geen brief met de mededeling dat ze onder dienstplicht vallen, maar voorlopig niet opgeroepen worden. Dat doen we wel bij mannen die 18 jaar zijn geworden”, zegt Beulen. „Dus is de dienstplicht voor vrouwen nou symbolisch, of serieus?”
Beulen gaat eind augustus met pensioen en neemt dan afscheid als Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS, door defensiemedewerkers steevast uitgesproken als ‘see-las’). In de Kromhout Kazerne, het hoofdkantoor van de landmacht in Utrecht, blikt hij terug op zijn loopbaan. In de 3,5 jaar dat Beulen hier de hoogste baas was, liep het personeelstekort op, deed Nederland mee aan de missie in Mali, werd er lang gesteggeld over een nieuwe cao en mocht defensie na een kwart eeuw bezuinigen extra geld investeren.
Met zijn licht-Limburgse tongval spreekt Beulen kalm over deze ontwikkelingen. De ontboezeming over de dienstplicht is typerend voor zijn spreektrant: beschouwend, manoeuvrerend langs de boeien van de politieke besluitvorming, springend van gedachte naar gedachte en dan ineens met een scherpe observatie of een frappant feitje zoals dat over de vrouwendienstplicht. „De activering van de dienstplicht is nu niet opportuun, omdat de politiek er niet voor voelt”, zegt hij. „Dat neemt niet weg, dat je best kunt filosoferen over de dienstplicht.”
Waarom doet u dat?
„Omdat we een groot gebrek aan personeel hebben. We zitten bijvoorbeeld met een enorm tekort aan militair verpleegkundigen, die onder meer meegaan met missies en oefeningen. Bij uitzendingen ga je zes maanden mee en hoef je daarna een jaar niet op pad. Bij onze militair verpleegkundigen plannen we dit nu bij elke persoon precies op de dag – zo krap zitten we.”
Wat doet u aan het probleem?
„We proberen nu met burgerverpleegkundigen contracten te sluiten waarin staat: kom maar als ik je nodig heb. We hebben dit soort afspraken al met ziekenhuizen over chirurgen, die op afroep beschikbaar zijn, en dat gaat prima. Maar als nu te weinig verpleegkundigen zich vrijwillig melden voor zo’n contract, dan kom je op het fundamentele punt dat je moet kiezen. Pas ik de omvang van een missie aan? Of zeg je: ik verplicht je te komen. In dat laatste geval heb je in feite een vorm van dienstplicht. Het is niet denkbaar dat je voor heel specifieke groepen de dienstplicht invoert en voor andere niet. We moeten over een vorm van dienstplicht blijven nadenken.”
Waar denkt u dan aan?
„We kunnen bijvoorbeeld kijken naar de Noren, die een vrijwillige dienstplicht hebben: pas als er te weinig aanmeldingen zijn, worden mensen verplicht te komen. Maar er komt daar een x-aantal duizend mensen per jaar op, drie keer meer dan nodig is. Dat komt doordat het leger in Noorwegen in hoog aanzien staat. Als je daarin hebt gediend, is dat een pre in de burgermaatschappij. Als je een tijdje in dienst hebt gezeten, is dat heel goed voor je cv.”
Hoe is het aanzien van de krijgsmacht in Nederland?
„Veel groter dan militairen zelf denken. Als je in enquêtes aan militairen vraagt hoe zij denken dat de samenleving hen ziet, dan denkt de helft dat de samenleving hen steunt. Vraag je het burgers, dan blijkt driekwart of meer de krijgsmacht te steunen – ook als ze bijvoorbeeld missies niet ondersteunen.”
Toch komen te weinig mensen werken bij defensie. Hoe komt dat?
„Vooral doordat in de huidige economie de concurrentie van de bouw, de zorg en het onderwijs heel groot is. Als over een paar jaar de crisis weer uitbreekt, willen mensen misschien wel bij ons werken. Tot die tijd zullen we met het huidige aantal mensen meer op de mat moeten leggen. We moeten met 300 man gaan kunnen wat 600 mensen nu kunnen. Dat zoeken we in technologische vernieuwingen waaraan we met partijen in de burgermaatschappij werken. Zo experimenteren we in de kazerne Oirschot met onbemande, zelfrijdende pantservoertuigen.”
Waarom lopen zoveel mensen weg?
„Doordat de effecten van eerdere bezuinigingen nog altijd voelbaar zijn en het tijd kost om de omslag te maken. De politieke leiding heeft extra geld geregeld, top! Wij hebben hier op kantoor een plan gemaakt om het geld te besteden, top! Maar de man of vrouw die op uitzending gaat, kijkt op de eigen vierkante meter. Hoe is mijn uitrusting? Is mijn eenheid gevuld? Heb ik een fatsoenlijk oefenprogramma? De mensen op de werkvloer gaan naar verwachting pas in de loop van volgend jaar nieuwe kleding krijgen.
„Daar komt bij dat het onvoorstelbaar veel moeilijker blijkt te zijn om iets op te bouwen dan om iets stil te zetten. Wat ik daarvan geleerd heb, is dat we minder heftig moeten reageren op signalen van buiten, zoals de opgelegde bezuinigingen.”
Minder heftig? Is defensie te volgzaam geweest bij de bezuinigingen?
„Nee, je moet gewoon doen wat je gezegd wordt, maar je kunt het anders invullen. Dan hef je een eenheid niet op, maar zet je hem even uit: je laat een kern van een man of tien zitten en zet het materiaal in een schuur. Dat hebben we gedaan met de pantserhouwitser [rijdend geschut waarmee over grote afstand zware granaten kunnen worden afgevuurd]. Die konden we snel uit de schuur halen, een onderhoudsbeurt geven en er mensen voor opleiden – die pantserhouwitsers zijn nu weer inzetbaar.
„Maar de tanks hebben we heel snel verkocht, aan Finland en Canada; die hebben ook niet zoveel geld opgeleverd. Als je dat verkopen langzamer doet, kun je ze uit de schuur halen als je ze nodig hebt. Dat kon nu niet.”
Nederland had veertig jaar geleden bijna duizend tanks en nu geen enkele meer. Wel huurt de Nederlandse landmacht ongeveer twintig tanks van de Duitse landmacht, waarmee een gezamenlijke tankeenheid is opgezet. „Gelukkig hebben we dat wel gedaan, waardoor we de kennis over de tanks nog steeds hebben.”
De landmacht wil graag nieuwe tanks, maar krijgt die vooralsnog niet. Is dat een teleurstelling?
„Mwah, je moet realistisch zijn. Bij het invullen van de vraag van de NAVO [waarmee is afgesproken dat alle lidstaten hun defensie-uitgaven met miljarden euro’s verhogen] zijn vijf gebieden aangewezen. Bij de Voorjaarsnota in juni heeft het kabinet voor drie van die gebieden extra geld uitgetrokken: het cyberdomein, F-35-vliegtuigen en de special forces[elite-eenheden zoals de commando’s]. De andere twee gebieden, vuurkracht op zee en vuurkracht op het land, komen nog aan de beurt, als het huidige beleid wordt voortgezet. Dan heb ik goede hoop dat de tanks alsnog komen.”
Waren die tanks geen mooi afscheidscadeau geweest?
Ineens heel stellig: „Nee! In Bosnië, waar ik op missie ben geweest, moet je niet willen dat je naam op een brug staat als je er na zes maanden weggaat. Het gaat erom dat het totaal klopt als je na tien jaar terugkijkt. Ook het leidinggeven aan de landmacht is een doorgaande reis. Ik ben hier 3,5 jaar commandant geweest, maar de landmacht bestaat al 200 jaar en zal er over 50 jaar nog zijn.
„Als je het hebt over afscheidscadeau, dan ben ik vooral blij dat we eindelijk een cao hebben. Deze organisatie drijft op vertrouwen, maar in enquêtes gaven onze mensen aan dat ze de leiding niet meer vertrouwden. Dat kwam door de bezuinigingen, maar ook doordat het cao-overleg geklapt was. Dat vertrouwen wordt hopelijk hersteld nu er meer geld wordt geïnvesteerd en we een cao hebben met een hoger loon, goede pensioenvoorwaarden en hogere onregelmatigheidstoeslagen.”
Het cao-overleg bij defensie is volgens militair historicus Christ Klep een teken dat onze krijgsmacht verburgerlijkt is. Om een echte militaire cultuur te kweken zou je af en toe bloedige oorlogen moeten voeren. Wat vindt u daarvan?
Beulen schudt meewarig het hoofd. „Dat is het idee dat je kunt winnen door simpelweg hard te slaan, maar daarvoor is de wereld te ingewikkeld. Om Nederland en de rest van de wereld veilig te houden, moet je precies weten wat je gaat doen in een – dreigend – conflict. We werken hard om alle aspecten daarvan op orde te krijgen – dus ook de hele ondersteuning, van het opbouwen van voorraden tot het in stand houden van medische voorzieningen. Bij dat hele proces helpt een cao-akkoord juist.”
Precies weten wat je gaat doen, wat is dat dan?
„Dat hangt dus helemaal van de situatie af. We moeten bereid en in staat zijn om te vechten in wat we het hoogste geweldspectrum noemen. Dus je moet kunnen knokken, maar dat kans is heel klein dat het echt nodig is. Meestal zijn andere dingen nodig. Neem de VN-missie in Mali, waaraan Nederland heeft meegedaan tot dit voorjaar. Dat was een vooruitstrevende missie, omdat wij als Nederland een inlichtingenoperatie hebben opgebouwd. Die intelmissie was zo succesvol dat de VN het bij een volgende missie ook gaat doen.”
Nederlandse militairen hebben wel geklaagd dat ze in Mali geen terroristen mochten oppakken.
„Dat was niet het doel van de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie. Het vergaren van informatie was heel waardevol, maar als je ter plekke in een auto rondrijdt, doorzie je dat niet helemaal. Als door jouw informatie de onderhandelingen op hoger niveau beter lopen en tot een deal leiden, bereik je misschien meer dan met het oppakken van twee terroristen. Dat vraagt wel een andere mindset dan in Afghanistan, waar we een paar jaar eerder wel achter terroristen moesten aanrennen.”
In Afghanistan wisten Nederlandse militairen in een zeer bloedige strijd de stad Chora uit handen van de Taliban te houden. De Slag om Chora in 2007 wordt wel gezien als een keerpunt omdat de Nederlandse militairen daar anders dan in Srebrenica wel vochten. Ziet u dat ook zo?
Voor het eerst valt Beulen even stil. „Het was een dapper besluit, zeker, maar een keerpunt? Dat lag voor ons eerder. Na Srebrenica is besloten dat als we weer een missie zouden starten, dat zou zijn op de voorwaarde: als het nodig is, moeten we de baas zijn. Zo was de missie in Afghanistan ook ingericht. Als er al een keerpunt was, dan was het dat de buitenwereld nu zag: wij kunnen vechten als het nodig is. Daarvan waren wijzelf allang overtuigd. Maar we hebben het toen niet opgezocht en later niet als Himmelhochjauchzend-voorbeeld van ons kunnen opgevoerd. Vergeet niet dat het voor de mensen een enorme impact heeft gehad. En dat er mensen zijn omgekomen, ook aan onze kant. Want dat zijn en blijven de dieptepunten van mijn tijd in de landmacht: de mensen die we hebben verloren.”
Correctie (21 augustus 2019): in een eerdere versie van dit artikel stond dat de wet waarin de dienstplicht voor vrouwen is opgenomen eind vorig jaar is goedgekeurd door de Tweede Kamer. Dat moet zijn: Eerste Kamer.
Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2019/08/20/we-kunnen-vechten-als-het-nodig-is-a3970666