Wij hebben enige ogenblikken geleden de onthulling van het nieuwe monument met daarin een oude gedenksteen bijgewoond. Deze gedenksteen herinnert ons aan het feit dat op deze locatie op 10 mei 1940 , drie huzaren door SS-ers zijn doodgeschoten. Zij behoorden tot het derde en vierde regiment huzaren. Hun regimenten bestaan niet meer. Maar de tradities van deze regimenten worden bewaard, en leven voort in het Regiment Huzaren van Boreel, waarvan ik de Commandant ben. Dat is ook de reden dat vandaag een detachement van mijn regiment, gekleed in het ceremoniële tenue van het Regiment Huzaren van Boreel, deze ceremonie gepast eerbetoog geeft.
Vandaag is het precies 76 jaar geleden dat de Duitse Wehrmacht ons land binnenval en aan alle illusies van Nederlandse neutraliteit een einde maakte. Reden dat wij hier vandaag samen zijn om te herdenken dat hier op deze locatie fel werd gevochten om onze vrijheid te behouden.
Si vis pacem para bellum. Deze Latijnse spreuk betekent: Hij die vrede wil, bereidt zich voor op oorlog. Dit geeft nu precies de kern van het ontstaan van veel oorlogen weer. De Hitlers, Saddam Hoesseins en Ghadaffis van deze wereld bepalen of er conflicten ontstaan of niet. Waar wij streven naar dialoog en het behouden van vrede geldt voor hen dat het toepassen van geweld om hun doelen te bereiken geoorloofd is. Zij maken een afweging waarbij het doel wat ze willen bereiken en de schade die ze daarbij zullen oplopen bepalen of ze de confrontatie aangaan. Een ogenschijnlijk zwakke tegenstander zal dan eerder worden aangevallen dan een tegenstander waarvan ingeschat wordt dat die hard zal terug slaan. Precies deze overweging was mede reden voor het Duitse besluit het neutrale Nederland in 1940 aan te vallen. De Duitse inschatting was dat de Nederlandse wil en de mogelijkheid om weerstand te bieden in 24 uur gebroken zou kunnen worden. Willen en kunnen vechten zijn in dit opzicht essentiële zaken. Het Nederlandse leger heeft in die vijf dagen laten zien dat het wilde vechten. De mislukking van het Duitse plan om binnen enkele uren door te stoten en de Grebbelinie te doorbreken toont dit aan. Wat echter snel bleek was dat kunnen vechten een probleem was. Het ontbrak overal aan voldoende en goede middelen om de Duitsers te weerstaan.
Zo ook bij de mannen die hier in de voorpostenlinie weerstand boden aan de oprukkende Duitse eenheden. In deze sector was dat het 4e Regiment Huzaren. Aan dit regiment was het tweede Eskadron van het derde Regiment Huzaren toegevoegd. Het regiment, gelegerd in Ede, had zijn oorlogsopstellingen vóór de hoofdverdediging, de Grebbelinie. Haar taak was om bij een Duitse inval op de zuidwestelijke Veluwe de opmars van het Duitse leger naar de Grebbelinie te vertragen door al voorbereidde versperringen op te richten, en bruggen op te blazen. Zij dienden contact te houden met de vijand, maar een rechtstreekse confrontatie uit de weg te gaan. In plaats daarvan moesten zij stapsgewijs, en zo intact mogelijk, terugtrekken tot achter de Grebbelinie om daarna Legerkorps reserve te worden.
Bij dit stapsgewijze terugtrekken werd door het vierde Regiment Huzaren een patrouille achtergelaten bij herberg de Zuid-Ginkel, de plek waar wij ons nu bevinden. Deze patrouille werd overlopen door een verkenningseenheid van de SS Standarte Der Fuhrer. Drie van vier leden van de patrouille (kornet van Limburg Stirum, korporaal Bonkerk en huzaar Dijkers) werden hierbij gedood, de vierde man, huzaar Kuperus, de ordonnans, werd door de zoon van de eigenaar van Zuid-Ginkel onder wat hooi verborgen, overleefde, en kon verslag uitbrengen bij de commandopost van het Regiment in café De Langenberg in Ede.
Aan deze gebeurtenissen op Zuid-Ginkel herinnerde gedurende driekwart eeuw een gedenksteen in de gevel van het pand waar wij ons nu bij bevinden. En vandaag is deze steen, gerestaureerd en herplaatst in een vrijstaande sokkel, opnieuw onthuld. In aanwezigheid van nabestaanden van alle drie de omgekomen Huzaren.
De inzet van de gevallen huzaren, toont de wil aan om te vechten. Het feit dat ze hierbij weinig ondersteuning hadden en het leven lieten, toont tegelijkertijd het gebrek aan kunnen aan. Hun moed, hun toewijding, hun inzet, hun wil, stelde de rest van het regiment wel in staat om ongehinderd en ongeschonden meer achterwaarts gelegen verzamelgebieden te betrekken om haar taak als legerkorpsreserve te kunnen uitvoeren. Hun offer was dus niet te vergeefs.
Met weinig en gedateerde middelen moesten de Nederlandse troepen in de meidagen 1940 hun taak vervullen. Toch hebben alle Nederlandse troepen gedaan wat ze konden en hun inzet en offers waren ook niet tevergeefs. Onze weerstand hier maakte dat de verdediging in Frankrijk meer tijd kreeg en dat de Koningin en het kabinet naar Engeland konden uitwijken, net zoals een groot gedeelte van de marine en koopvaardij. Bovendien werd een groot gedeelte van de luchtlandingscapaciteit van de Duitsers vernietigd. De doelstellingen van de ambitieuze Duitse plannen werden niet helemaal behaald.
Kunnen en willen vechten voor vrede en vrijheid. Dat speelde toen en dat speelt nu nog steeds. Jarenlang is het ook de strategie van de NAVO geweest, het signaal afgeven dat wij gezamenlijk niet alleen bereid, maar ook in staat waren om zo nodig van ons af te slaan. Na de val van de Muur en de ineenstorting van de Sovjet-Unie leefde breed het idee dat deze inspanning niet meer nodig was en werd het vredesdividend geïnd. Nu ruim twintig jaar later moeten we ons afvragen of er niet te veel vredesdividend is geïnd. Het is goed dat juist in deze dagen een discussie over dit onderwerp op gang komt. De vrede en veiligheid waarvoor onze voorgangers hier op deze locatie hebben gevochten moeten wij als een kostbaar bezit koesteren. Een bezit dat niet vanzelfsprekend is en waarvan het behouden er van voor de toekomst ook vandaag van ons inspanning en inzet vraagt.
Daarom is het goed dat wij vandaag ook enkele van de mannen die hier vochten eren met het toekennen van een daartoe passende onderscheiding. Dat nabestaanden en familie gehoor hebben gegeven aan de uitnodiging om bij deze onthulling en uitreiking aanwezig te zijn, geeft aan dat de bijdrage in deze strijd van hun familielid nog steeds leeft en in ere wordt gehouden. Het is ook goed dat wij vandaag als cavalerie hier vertegenwoordigd zijn met de drie betrokken regimenten om zo eer te bewijzen aan onze voorgangers.
Dames en heren, destijds is aan de commandant van de bij Zuid-Ginkel achtergelaten patrouille, de kornet graaf van Limburg Stirum, postuum het Bronzen Kruis toegekend. Een Bronzen Kruis wordt toegekend aan hen die, oog in oog met de vijand, moedig en beleidvol hebben opgetreden. De kornet van Limburg Stirum heeft hieraan voldaan, door in confrontatie met een goedbewapende en geoefende vijand zelf de mitrailleur te gaan bedienen, om daardoor de aanval van de SS te vertragen, en zo zijn mannen de kans te geven te ontkomen.
Tijdens de voorbereidingen van de deelname van mijn Regiment aan de plechtigheden van vandaag is naar voren gekomen dat het Bronzen Kruis destijds wel is toegekend, maar nooit aan de nabestaanden van Graaf van Limburg Stirum is overhandigd. Dat verzuim mag ik vandaag goedmaken.
Hetzelfde geldt voor de Oorlogsherinneringkruizen. De nabestaanden van huzaar Dijkers hebben dit destijds wel ontvangen, de nabestaanden van kornet van Limburg Stirum en huzaar Bonkerk niet,
Ook dat mag ik vandaag corrigeren.
Graag wil ik dan ook overgaan tot het uitreiken van de onderscheidingen voor kornet Van Limburg Stirum en korporaal Bonkerk. Ik wil de ritmeester-adjudant van het 3e Regiment Huzaren, het huidige Regiment Huzaren Prins Alexander verzoeken achtereenvolgens het Koninklijk Besluit en de Ministeriële Beschikking voor te lezen.
Toenamige Cdt 4 RH was Jhr De Marees van Swinderen