Mijn Ruiters

Ervaringen als commandant van het 4e Eskadron Pantserwagens, Huzaren van Boreel, tijdens de Politionele Acties (1947-1949) in toenmalig Nederlands-Indië.Door Jhr. Mr. M.W.C. de Jonge, kolonel der cavalerie b.d.Stichting Cultureel Erfgoed De Jonge (Zierikzee) 2007 338 blz.ISBN 978-90-813542-1-9. € 24,50

Wederom wordt in deze nieuweuitgave aan new military historygedaan, waar Klinkert in de Militaire Spectatorvan december 2008 gewag van maakt.1 De 97-jarige auteur De Jonge vertegenwoordigteen ondergewaardeerde en bijnavergeten generatie veteranen en beschrijft op schijnbaar jeugdigewijze zijn ervaringen als reserve ritmeester en commandant van het 4e Eskadron Pantserwagens invoormalig Nederlands-Indië. Dit verkenningseskadron bestond voornamelijk uit dienstplichtige huzaren, die drie jaar en negen maandenonder de wapenen zijn geweest,waarvan drie jaar onder oorlogs-omstandigheden in de tropen. Het gaat – zoals hij zelf schrijft – over moed, vasthoudendheid en grote kameraadschap, maar ookover leiderschap, wederzijds respecten vertrouwen, begrippen die in het boek goed en zonder overdrijvingop natuurlijke wijze naar vorenkomen.

Militairen staan ambivalent tegenover het leven. Ze riskeren huneigen leven en dat van hun ondergeschikten om dat van anderen te redden, maar ook te nemen. En dat kan alleen maar verantwoordgebeuren als er een harmonieuzebalans bestaat tussen rationele enemotionele factoren van invloed.Vandaag de dag staat dit bekend als ‘emotionele intelligentie’. Volgens Ulrike Kleemeier geloofde Von Clausewitz al dat de pure redegeen adequaat instrument was omoorlogsomstandigheden te beheersen.2 Vooral oorlog vereist de alerteactiviteit van gevoelens, sensorenen passies, leidend tot persoonlijk charisma, dapperheid en opofferingsbereidheid. Hierbij moet opdrachtgerichte commandovoering met wederzijds vertrouwen, eigeninitiatief en vrijheid van handelenop alle niveaus het uitgangspunt zijn. En dat heeft de auteur in MijnRuitersop fascinerende wijze en ineen verrassend levendige en lezenswaardige stijl beschreven.

Commandant
De auteur, kol. b.d. Jhr. Marien de Jonge, Engelandvaarder van heteerste uur, is reserveofficier van het Wapen der Cavalerie geweestbij de verkenningscompagnie vande Prinses Irene Brigade. Later heefthij gediend bij een commando-eenheid, genaamd Korps Insulinde,waarbij hij tijdens de Japanse bezetting vanuit Ceylon is ingezetop Sumatra en waarna hij aan dewieg heeft gestaan van de SchoolOpleiding Parachutisten. Vervolgenswerd hij als reserveofficier gevraagdcommandant te worden van het 4eEskadron Pantserwagens, Regiment Huzaren van Boreel. Dit eskadron zou worden ingezet in Nederlands-Indië en bestond uit178 man: 10 officieren, 14 onder-officieren en 154 korporaals en huzaren. Het waren vooral dienstplichtigen. Het 4eEskadron telde 35 ‘wagens’: 12 pantserwagens(Humber Mark IV), 14 scoutcars(Humber Mark II) en 9 gepantserde¾ ftonners (GMC). Het eskadronmaakte deel uit van de V-Brigadevan kolonel J.K. Meijer, die hij nogkende uit de oorlog. Kol. b.d. deJonge schrijft dan met een licht gevoel voor understatement op blz. 65: ‘Zo ging het 4e EskadronPantserwagens ten oorlog, in wat de regering noemde ‘een PolitioneleActie’. ’ Even later schrijft hij op blz. 68 over een mooie jonge vrouwdie een oplossing had gevondenvoor het gebrek aan textiel ‘…wathaar ronde glanzende schouders enwelgevormde borsten bijzonder goeddeed uitkomen. (…)’ en even laterstelt hij vast: ‘nooit tijdens een parade was er zo goed ‘hoofd rechts’gemaakt’.

Paralellen
Maar uit zijn boek kunnen ook parallellen getrokken worden methuidige zogeheten vredesoperaties.Ik noem enkele daarvan. Zijn uiterstinteressante verhaal is steeds geplaatst in scherpe politiek-strategische kaders. Maar ook zijn militaireanalyses snijden hout. Vanaf blz. 58 beschrijft hij bijvoorbeeld de politieke ontwikkelingen en de daaropgebaseerde operatieplannen, waarbij de olievlekstrategie van de Leger-commandant, luitenant-generaal Spoor, uitgebreid aan de orde komt.Ook de techniek wordt niet vergeten. Zo had het geschut van depantserwagens niet voldoende elevatie om doelen op de bergwandhoog boven de eenheid te kunnenbestrijken. Tegenwoordig is dit ookeen punt van aandacht bij gevechten in verstedelijkt gebied of bergachtig terrein. Maar de vergelijkinggaat natuurlijk ook op voor zogenoemde bermbommen, en wel meteen vergelijkbaar dramatisch effect!Ook nu is er een grote behoefte aandestijds zo genoemde stormpioniers,die – zoals hij op blz. 91 schrijft – ‘… staaltjes van grote moed haddengetoond!’ Ook zijn overwegingen over zogenaamd eigenmachtig optreden zijnvoor een verkenner heel herkenbaar als hij op blz. 91 opmerkt ‘(…) dat een eenmaal gemaakt contact met de vijand niet verlorenmag gaan en dat het de taak van Cavalerie verkenning is om de vijandop het lijf te zitten en zodoende op de hoogte te blijven van wat hij uitvoerten tegelijk zelf elke gunstige gelegenheid te benutten hem afbreuk tedoen. Daarvoor hoeft de commandantvan een verkenningseenheid niet oporders van hogerhand te wachten(…)’. Ook dit is een kwestie van wederzijds vertrouwen, dat zo belangrijk is voor het tonen van degevechtsbereidheid waarover hetpersoneel van het 4eEskadron Pantserwagens blijkbaar in hogemate beschikte. Vijftien Cavaleristen moesten daarvoor het ultiemeoffer brengen. Achttien raaktenzwaar gewond; tallozen lichter, van wie sommigen zelfs meerderemalen. Het 4eEskadron Pantserwagens leed daarmee 12 procentverliezen, terwijl het Nederlands gemiddelde in die periode 3 procentwas (blz. 267 en 269).

Onderscheidingen
Daar staat tegenover dat het 4eEskadron Pantserwagens door de brigade-commandant kol. J.H. de Vries inzijn schrijven van 25 mei 1949 op blz. 301 als volgt werd gekwalificeerd: ‘4 E. Paw. is een zeer goed onderdeel met veel ervaring en eenbijzonder hoog moreel, dat dagelijkslangs de convooiwegen de gevaarlijkste opdrachten vervult.’ Hiermeeverdiende het 4 E. Paw. vier keer de Bronzen Leeuw, drie keer hetBronzen Kruis, twee keer het Kruisvan Verdienste en werd res. ritm.Jhr. Mr. M. de Jonge Ridder in deOrde van Oranje Nassau met deZwaarden. Later kreeg hij ook nogeens de Bronzen Leeuw.De politiek geeft aan of, waar enwanneer militairen zullen wordeningezet. Zij zullen dan gaan en professioneel doen wat de politiekhen opdraagt. ‘Voor veiligheid enrecht’, zoals op het ereveld Tjiandibij Semarang te lezen is (blz. 313).Wat we daarvoor terug vragen isvoldoende draagvlak, respect envertrouwen. De ‘ruiters’ van kol.b.d. de Jonge hebben dat verdienddoor ‘seer moedich te draven door dat velt’.3Zelf zegt de auteurop blz. 325: ‘Opmerkelijk waren de goede vechtkwaliteiten van de Nederlandse dienstplichtige militair:moedig, vindingrijk, vasthoudend.’En daarvoor zijn we ze nog steedszeer erkentelijk! Het boek Mijn Ruitersis zeker geenschoolvoorbeeld van het informelemotto van Boreel ‘Beter snel foutdan nooit goed!’ De auteur heeft erlang de tijd voor genomen. Maar het resultaat is er dan ook naar! Ik feliciteer hem met de geslaagdepublicatie van dit boek en beveel ditlezenswaardige en indrukwekkendewerk van harte aan in uw warmebelangstelling.

Drs. P.J.E.J. van den Aker,
Kol. der Cavalerie RHB

1 Boekbespreking door W. Klinkert in MilitaireSpectator(177) (12), blz. 703-704 van: Bartels,J.A.C., Tropenjaren, Ploppers en Patrouilles. Het dienstplichtig 2e Eskadron Huzaren van Boreel in Nederlands-Indië 1947-1950(Amsterdam, De Bataafsche Leeuw, 2008). | 2 Strachan, H. and A. Herberg-Rothe (eds.), Clausewitz in the Twenty-First Century (Oxford,Oxford University Press, 2007). | 3 Naar het elfde couplet van het Wilhelmus:‘Mijn ruyters sach men draven seer moedich door dat velt’.

Geef een reactie